Controleer stelsel

Functie

Controleren of het stelsel geldig is en, in het geval van een rioolstelsel, aan de norm voldoet.

Werking

  • Deze functie heeft het startpunt of een stelselonderdeel van een stelsel nodig om te weten op welke stelsel de controle moet worden uitgevoerd.

  • Dit kan van te voren geselecteerd zijn, of kan worden geselecteerd na het starten van de functie.

  • De functie controleert of er sprake is van een samenhangend stelsel.

  • Is het stelsel een rioolstelsel, dan wordt tevens gecontroleerd of de sectielengtes voldoen aan de NTR 3216 norm.

  • De secties die niet aan de eis voldoen, zijn na afloop geselecteerd, en er wordt een melding gegeven van het gevonden probleem.

  • Als alle sectielengtes in het stelsel aan de norm voldoen en het stelsel is geldig, dan verschijnt hiervan een melding.

Elementhoogte gebruiken voor toestelleidingen

  • Voor toestellen die een referentievlak hebben dat gelijk is aan dat van de horizontale sectie aldaar en een negatieve of positieve elemthoogte, wordt bij het uitvoeren van deze functie automatisch een verticale toestelleiding ingevoegd.

  • Deze toestelleiding krijgt als referentievlak dat van de horizontale sectie en als elementhoogte de elementhoogte die aan het toestel was toegekend.

  • Het toestel krijgt daarna als referentievlak de waarde die oorspronkelijk als referentievlak was ingevuld, met daarbij de oorspronkelijke elementhoogte opgeteld. De elementhoogte van het toestel wordt ingesteld op 0.