Elementtype

Functie

Wijzigen van elementtypegebonden eigenschappen van geselecteerde elementen of selecteren van elementen op basis van hun elementtype.

Werking

  • Als een materiaalstijl of vlakvormig component is geselecteerd, dan kan bij geplaatste materialen de weergave van rand en vulling geregeld worden.

    • Er zijn drie knoppen:

      • Normaal

      • Vlakvulling verbergen

      • Randen verbergen

    • De instelling geldt zowel voor de 2D- als de 3D-weergave; zo zal een randloos vlak ook in hidden line uitvoer geen zichtbare rand krijgen.

    • Met twee knoppen kan worden aangeven of de geplaatste materialen alleen in 2D of alleen in 3D, of zowel in 2D als 3D zichtbaar is.

    • Voor het geselecteerde element kunnen hier ook de zichtbare zijdes in- en uitgeschakeld worden.

    • Tevens kan voor het geplaatste element een waarde ingevuld worden voor de offset van de weergave van het materiaal ten opzichte van de punten waarmee het element geplaatst is. Hier kan zowel een positieve als een negatieve waarde ingevoerd worden.

  • Als een view is geselecteerd, dan verschijnt de bestandsselector van het viewbestand waarnaar gerefereerd wordt. Voer de bestandsnaam in.

  • Als een cirkel is geselecteerd, kan het aantal zijden waarmee de cirkel afgebeeld wordt ingevoerd worden.

  • Als een (referentie)tekst is geselecteerd, kan een nieuwe tekstregel ingevoerd worden, of een lege regel en vervolgens een nieuwe bestandsnaam van een extern tekstbestand.

  • Als een symboolcomponent is geselecteerd, kan de Y-schaal ingesteld worden.

  • Als een referentieview is geselecteerd, dan verschijnt de dialoog met de dialoog met de eigenschappen van de referentieview.

  • Als een referentiebitmap is geselecteerd, dan verschijnt de bestandsselector van het bitmapbestand waarnaar gerefereerd wordt. Voer de bestandsnaam in. Beantwoord daarna de vraag of de referentie bitmap wel of niet transparant is.

  • Als een piramide, kegel of hellend vlak is geselecteerd, dan kan vervolgens de kromming van de zijvlakken worden ingesteld: recht, ellipsboog of cirkelboog.

    • Wanneer de kromming niet recht is, dan kan het aantal zijden van de kromming worden ingesteld.

    • Verder kan bij een piramide en kegel worden ingesteld of de boven- en onderzijde open of dicht moeten zijn.

    • Bij een hellend vlak kan worden ingesteld of de zijkant van bovenaf gezien recht of gekromd moet zijn.

    • Als het element één of meer hellingen vormt kan vervolgens de eigenschappen van de afschuining van de randen worden ingesteld:

      • Van de onderrand en van de overige randen kan de gewenste afschuining worden vastgelegd: oplossen, horizontaal, verticaal, loodrecht en de offsetsluitlijn.

      • Wanneer de afschuining van de onderrand niet de waarde "Oplossen" heeft, dan kan een offsetwaarde van de sluitlijn (onderrand) worden vastgelegd.

      • Tevens kan hierbij worden gekozen of het overstek in de breedte of in de hoogte is gedefinieerd.

    • Ten slotte kan een offset worden ingesteld.

  • Bij een plaatsing van een lijnvormig component kunnen de randen in 3D-aanzicht op onzichtbaar worden gezet. Dit is onafhankelijk instelbaar voor alle vier zijdes (links, rechts, onder en boven).

  • Bij een plaatsing van een vlakvormig component kan er een offset worden toegewezen. Een positieve offset laat het vlak groter worden (naar buiten groeien) een negatieve offset het vlak kleiner.

  • Wanneer geen element is geselecteerd en er is een component geopend, dan wordt automatisch het element referentiepunt geselecteerd en kunnen de componenteigenschappen worden aangepast.