Wijzig eigenschappen
Functie
Het wijzigen van de eigenschappen van één of meer geselecteerde secties, toestellen, hulpstukken, startpunten, stelsels, verdeelkasten, schakelaars of verbruikers.
Werking
Deze functie is beschikbaar voor de disciplines elektra, lucht en riolering. Voor de overige disciplines worden de eigenschappen ingevuld in de Abuis rekenprogramma's.
Wanneer er geen geselecteerde elementen zijn, dan dienen eerst één of meer elementen te worden geselecteerd.
Vervolgens wordt gekeken of alle geselecteerde elementen van dezelfde objectsoort zijn. Zo niet, dan krijg je de gelegenheid om binnen de selectie te kiezen voor een specifieke objectsoort.
Vervolgens verschijnt een dialoog met de eigenschappen behorend bij het objectsoort. De eigenschappen kunnen vervolgens worden aangepast.
Wanneer meerdere elementen van dezelfde objectsoort zijn geselecteerd, dan verschijnt alleen een waarde bij de eigenschappen die voor alle elementen gelijk zijn.
Is dit niet het geval, dan is er geen ingevulde waarde voor de betreffende eigenschap.
Wanneer op [ OK ] gedrukt wordt, dan krijgen alle geselecteerde elementen de gewijzigde eigenschappen. De eventuele stelselopmaak wordt direct bijgewerkt.
Wijzig type
Wanneer op de knop [ Wijzig type ] wordt gedrukt, dan kan een ander object van dezelfde soort worden gekozen.
In het geval van buizen of kanalen, kan deze knop dus worden gebruikt om een specifieke diameter te selecteren die hier toegepast moeten worden.
Alternatieve hulpstukken
Indien er een hulpstuk (lucht of riolering) is geselecteerd, dan verschijnt er bij het starten van de functie 'Wijzig eigenschappen' een dialoog waarbij een alternatieve oplossing gekozen kan worden.
Door middel van de pijlknoppen kan nu gekozen worden voor een ander hulpstuk of een andere combinatie van hulpstukken die op dit punt in het stelsel van toepassing kunnen zijn.
Denk daarbij aan mof/spie-varianten, bochten met/zonder stuk buis, gecombineerde bochten van 2 x 45 graden of directe bochten van 90 graden en verschillende manieren om een verloop te creëren.
Er wordt een preview weergegeven van het alternatief.
Met het vinkje '2D' kun je ervoor kiezen om de preview van de oplossing in 2D of in 3D te tonen.
Onder de preview wordt een overzicht getoond van de producten die in de getoonde alternatieve oplossing gebruikt worden.
Met [ OK ] kan het betreffende alternatief hier in de tekening toegepast worden.
Wil je Adomi duidelijk maken dat in dit project voor de betreffende ontmoeting van buizen een alternatief als standaard gebruikt moet worden, dan selecteer je het vinkje bij Standaard oplossing en kies je vervolgens voor [ OK ]. Als je nu de hulpstukken uit het stelsel verwijdert en opnieuw laat bepalen via Uitwerken stelsel of Zoek hulpstukken, dan wordt waar mogelijk het als standaard gekozen alternatief in de tekening geplaatst in plaats van de standaard die Adomi gekozen zou hebben.
Welke alternatieven er in het project als standaard oplossing zijn vastgelegd, wordt in de projectbibliotheek bewaard in component ARKSCSCD. Deze component is desgewenst ook naar andere projecten of bijvoorbeeld naar een templateproject te kopiëren, zodat de standaard ook buiten het project toegepast kan worden.
Eigenschappen verdeelkast
Gebruik je de functie 'Wijzig eigenschappen' op een verdeelkast die is gemaakt met de functie Maak verdeelkast, dan kunnen diverse eigenschappen van de gekozen verdeelkast, en van het elektrotechnische systeem in het project, worden aangepast.
Sluit aan op: in het geval van een hoofdverdeelkast geef je hier aan dat de verdeelkast aansluit op een netaansluiting. Is er sprake van een onderverdeelkast, dan kun je hier in plaats van een netaansluiting ook een andere verdeelkast in het project kiezen, waarop deze onderverdeelkast moet worden aangesloten.
Groep: heb je bij 'Sluit aan op' gekozen voor een andere verdeelkast, dan geef je hier aan op welke groep in de verdeelkast deze onderverdeelkast moet worden aangesloten. Met de knop [ + ] kun je direct een nieuwe groep in de bovenliggende verdeelkast aanmaken, indien gewenst.
Netaansluiting: geef hier, indien van toepassing, het type netaansluiting op door er één te selecteren uit de keuzelijst, of via de knop [ + ] zelf een nieuw type netaansluiting aan te maken dat daarna overal in het project beschikbaar is. Zie voor meer informatie hierover de informatie hieronder over het beheren van kastcomponenten.
Kastnaam: hier geef je naar wens een unieke kastnaam op voor de nieuw te maken verdeelkast.
Omschrijving: desgewenst kun je de verdeelkast van een extra toelichtende tekst voorzien door hier een omschrijving in te vullen.
Hoofdschakelaar: hier stel je een 2- of 4-polige hoofdschakelaar in voor de nieuw aan te maken verdeelkast, of je kunt weer via de knop [ + ] zelf een nieuw type hoofdschakelaar in het project aanmaken. Zie voor meer informatie hierover de informatie hieronder over het beheren van kastcomponenten.
Extra kastcomponent: wil je direct na de hoofdschakelaar in het installatieschema een extra kastcomponent tonen, dan kun je dat hier instellen. Je kunt ook zelf een nieuw type kastcomponent aanmaken met de knop [ + ]. Zie voor meer informatie hierover de informatie hieronder over het beheren van kastcomponenten.
Leiding: kies hier welk type leiding er gebruikt wordt om de verdeelkast met de bovenliggende verdeelkast (of de netaansluiting) te verbinden. Je kunt ook zelf een eventueel ontbrekend type leiding aanmaken met de knop [ + ].
Klasse: de isolatieklasse van de verdeelkast staat standaard ingesteld op klasse II, maar kan hier desgewenst ingesteld worden op klasse I.
Aarde: hier selecteer je het aardesymbool dat onderaan het installatieschema van deze verdeelkast gebruikt moet worden. Je kunt hier desgewenst zelf een symbool toevoegen dat je in het installatieschema wilt kunnen gebruiken.
Rails: via de knop [ Beheren ] kun je de rails in deze verdeelkast toevoegen, wijzigen of verwijderen, zoals beschreven staat in de informatie over het beheren van rails.
Groepen: via de knop [ Beheren ] kun je de groepen in deze verdeelkast toevoegen, wijzigen of verwijderen, zoals beschreven staat in de informatie over het beheren van groepen.
Schakelgroepen: via de knop [ Beheren ] kun je de schakelgroepen achter deze verdeelkast toevoegen, wijzigen of verwijderen, zoals beschreven staat in de informatie hieronder over het beheren van schakelgroepen.
Gelijktijdigheidsgroepen: via de knop [ Beheren ] kun je de gelijktijdigheidsgroepen die in dit project kunnen worden toegepast toevoegen, wijzigen of verwijderen, zoals beschreven staat in de informatie hieronder over het beheren van gelijktijdigheidsgroepen.
Kastcomponenten: via de knop [ Beheren ] kun je alle types kastcomponenten die in dit project kunnen worden toegepast toevoegen, wijzigen of verwijderen, zoals beschreven staat in de informatie hieronder over het beheren van kastcomponenten.
Leidingen: via de knop [ Beheren ] kun je de leidingtypes die in dit project kunnen worden toegepast toevoegen, wijzigen of verwijderen, zoals beschreven staat in de informatie hieronder over het beheren van leidingen.
Vermogensgroepen: via de knop [ Beheren ] kun je de vermogensgroepen die in dit project kunnen worden toegepast toevoegen, wijzigen of verwijderen, zoals beschreven staat in de informatie hieronder over het beheren van vermogensgroepen.
Rails beheren
Een rail is een met elkaar verbonden deel in de kast achter één kastcomponent, waar groepen of andere rails op aangesloten kunnen worden. De verdeelkast bestaat altijd uit één hoofdrail. Elke rail kan op 3 fasen of één specifieke fase aangesloten worden.
De rails in een verdeelkast kunnen worden beheerd door de functie 'Wijzig eigenschappen' uit te voeren voor een verdeelkast, en vervolgens te klikken op de knop [ Beheren ] bij het onderdeel 'Rails'. Vervolgens wordt het overzicht van alle in de verdeelkast aanwezige rails getoond, inclusief de eventuele andere rail waar de rail op aangesloten is en de kastcomponent die is toegepast op deze rail. Door op een rail rechts te klikken, kun je kiezen om de betreffende rail te wijzigen (sneltoets: Ctrl + E) of te verwijderen (sneltoets: Del). Je kunt hier ook een rail toevoegen (sneltoets: Ctrl + N). Voor [ Wijzigen ] en [ Toevoegen ] van rails kunnen ook de knoppen onderaan het dialoogvenster gebruikt worden. Is het beheren van de rails gereed, dan keer je met de knop [ OK ] terug in het eigenschappenvenster van de verdeelkast, en desgewenst met nogmaals [ OK ] weer terug in de tekening of het stelseloverzicht, waar je oorspronkelijk vandaan kwam voordat je rails ging beheren.
Kies je voor het wijzigen of toevoegen van een rail, dan kun je de volgende eigenschappen bepalen:
Sluit aan op: hier kies je een verdeelkast waarin de rail wordt aangebracht.
Op rail: kies je hier voor de waarde 'Geen', dan wordt deze rail direct op de verdeelkast aangesloten. Kies je hier voor een andere rail, dan is de huidige rail een subrail van die rail.
Railnaam: hier geef je naar wens een unieke naam voor de rail op.
Omschrijving: desgewenst kun je de rail van een extra toelichtende tekst voorzien door hier een omschrijving in te vullen.
Kastcomponent: selecteer hier het kastcomponent waarmee deze rail beveiligd wordt. Je kunt ook zelf een nieuw type kastcomponent aanmaken met de knop [ + ]. Zie voor meer informatie hierover de informatie hieronder over het beheren van kastcomponenten.
Extra symbool: wil je direct na de gekozen kastcomponent voor deze rail in het installatieschema een extra symbool tonen, dan kun je dat hier instellen. Je kunt eventueel ook zelf een nieuw symbool toevoegen.
Leiding: kies hier welk type leiding er gebruikt wordt om de rail met de bovenliggende rail of de verdeelkast te verbinden. Je kunt ook zelf een eventueel ontbrekend type leiding aanmaken met de knop [ + ].
Fase: stel hier in op welke fase(s) deze rail wordt aangesloten. Het aantal fases moet matchen met het gekozen kastcomponent.
Je kunt de eigenschappen van meerdere rails tegelijk bewerken door ze met Ctrl ingedrukt één voor één te selecteren, en daarna de eigenschappendialoog op te roepen met de sneltoets Ctrl + E.
Groepen beheren
De groepen achter een verdeelkast kunnen worden beheerd door de functie 'Wijzig eigenschappen' uit te voeren voor een verdeelkast, en vervolgens te klikken op de knop [ Beheren ] bij het onderdeel 'Groepen'. Vervolgens wordt het overzicht van alle in de verdeelkast aanwezige groepen getoond, inclusief de eventuele rail waar de groep op aangesloten is en de kastcomponent die is toegepast op deze groep. Door op een groep rechts te klikken, kun je kiezen om de betreffende groep te wijzigen (sneltoets: Ctrl + E) of te verwijderen (sneltoets: Del). Je kunt hier ook een groep toevoegen (sneltoets: Ctrl + N). Voor [ Wijzigen ] en [ Toevoegen ] van groepen kunnen ook de knoppen onderaan het dialoogvenster gebruikt worden. Is het beheren van de groepen gereed, dan keer je met de knop [ OK ] terug in het eigenschappenvenster van de verdeelkast, en desgewenst met nogmaals [ OK ] weer terug in de tekening of het stelseloverzicht, waar je oorspronkelijk vandaan kwam voordat je groepen ging beheren.
Kies je voor het wijzigen of toevoegen van een groep, dan kun je de volgende eigenschappen bepalen:
Sluit aan op: hier kies je een verdeelkast waarin deze groep gebruikt gaat worden.
Rail: kies je hier voor de waarde 'Geen', dan wordt deze groep direct op de verdeelkast aangesloten. Kies je hier voor een rail, dan wordt deze groep op de gekozen rail geplaatst. Je kunt ook direct een nieuwe rail aanmaken met de knop [ + ]. Zie voor meer informatie hierover de informatie hieronder over het beheren van rails.
Groepnaam: hier geef je naar wens een unieke naam voor de groep op.
Omschrijving: desgewenst kun je de groep van een extra toelichtende tekst voorzien door hier een omschrijving in te vullen.
Kastcomponent: selecteer hier het kastcomponent waarmee deze groep beveiligd wordt. Je kunt ook zelf een nieuw type kastcomponent aanmaken met de knop [ + ]. Zie voor meer informatie hierover de informatie hieronder over het beheren van kastcomponenten.
Extra symbool: wil je direct na de gekozen kastcomponent voor deze groep in het installatieschema een extra symbool tonen, dan kun je dat hier instellen. Je kunt eventueel ook zelf een nieuw symbool toevoegen.
Leiding: kies hier welk type leiding er gebruikt wordt om de groep met de verbruikers te verbinden. Je kunt ook zelf een eventueel ontbrekend type leiding aanmaken met de knop [ + ].
Leidinglengte: vul hier desgewenst een lengte in meters in, om aan te geven hoeveel leiding er benodigd is voor deze groep.
Rijgklem: als er voor deze groep sprake is van een rijgklem, vul hier dan het nummer van de rijgklem in.
Fase: stel hier in op welke fase(s) deze groep wordt aangesloten. Het aantal fases moet matchen met het gekozen kastcomponent.
Je kunt de eigenschappen van meerdere groepen tegelijk bewerken door ze met Ctrl ingedrukt één voor één te selecteren, en daarna de eigenschappendialoog op te roepen met de sneltoets Ctrl + E.
Schakelgroepen beheren
De schakelgroepen achter een verdeelkast kunnen worden beheerd door de functie 'Wijzig eigenschappen' uit te voeren voor een verdeelkast, en vervolgens te klikken op de knop [ Beheren ] bij het onderdeel 'Schakelgroepen'. Vervolgens wordt het overzicht van alle achter de verdeelkast aanwezige schakelgroepen getoond, inclusief de groep waarbinnen de betreffende schakelgroep gedefinieerd is. Door op een schakelgroep rechts te klikken, kun je kiezen om de betreffende schakelgroep te wijzigen (sneltoets: Ctrl + E) of te verwijderen (sneltoets: Del). Je kunt hier ook een schakelgroep toevoegen (sneltoets: Ctrl + N). Voor [ Wijzigen ] en [ Toevoegen ] van schakelgroepen kunnen ook de knoppen onderaan het dialoogvenster gebruikt worden. Is het beheren van de schakelgroepen gereed, dan keer je met de knop [ OK ] terug in het eigenschappenvenster van de verdeelkast, en desgewenst met nogmaals [ OK ] weer terug in de tekening of het stelseloverzicht, waar je oorspronkelijk vandaan kwam voordat je schakelgroepen ging beheren.
Kies je voor het wijzigen of toevoegen van een schakelgroep, dan kun je de volgende eigenschappen bepalen:
Sluit aan op: hier kies je een verdeelkast waarin deze schakelgroep gebruikt gaat worden.
Groep: stel hier in binnen welke groep deze schakelgroep zich gaat bevinden. Je kunt ook direct een nieuwe groep aanmaken met de knop [ + ]. Zie voor meer informatie hierover de informatie hierboven over het beheren van groepen.
Schakelgroepnaam: hier geef je naar wens een unieke naam voor de schakelgroep op.
Omschrijving: desgewenst kun je de schakelgroep van een extra toelichtende tekst voorzien door hier een omschrijving in te vullen.
Schakeling in kast: met de ja/nee-schakelaar kun je hier aangeven of de betreffende schakelgroep wordt voorzien van een schakeling in de verdeelkast. Deze instelling bepaalt tevens of deze schakelgroep standaard in de verdeelkast getoond wordt.
Kastcomponent: is er sprake van een schakeling in de kast, dan selecteer je hier het bijbehorende kastcomponent. Je kunt ook zelf een nieuw type kastcomponent aanmaken met de knop [ + ]. Zie voor meer informatie hierover de informatie hieronder over het beheren van kastcomponenten.
Extra symbool: wil je, in geval van een schakeling in de kast, direct na de gekozen kastcomponent voor deze schakelgroep in het installatieschema een extra symbool tonen, dan kun je dat hier instellen. Je kunt eventueel ook zelf een nieuw symbool toevoegen.
Leiding: kies hier, in geval van een schakeling in de kast, welk type leiding er gebruikt wordt om de schakelgroep met de verbruikers te verbinden. Je kunt ook zelf een eventueel ontbrekend type leiding aanmaken met de knop [ + ].
Leidinglengte: vul hier, in geval van een schakeling in de kast, desgewenst een lengte in meters in, om aan te geven hoeveel leiding er benodigd is voor deze schakelgroep.
Rijgklem: als er, in geval van een schakeling in de kast, voor deze groep sprake is van een rijgklem, vul hier dan het nummer van de rijgklem in.
Je kunt de eigenschappen van meerdere schakelgroepen tegelijk bewerken door ze met Ctrl ingedrukt één voor één te selecteren, en daarna de eigenschappendialoog op te roepen met de sneltoets Ctrl + E.
Gelijktijdigheidsgroepen beheren
De gelijktijdigheidsgroepen in het project kunnen worden beheerd door de functie 'Wijzig eigenschappen' uit te voeren voor een verdeelkast, en vervolgens te klikken op de knop [ Beheren ] bij het onderdeel 'Gelijktijdigheidsgroepen'. Vervolgens wordt het overzicht van alle in het project aanwezige gelijktijdigheidsgroepen getoond, inclusief het vermogen (VA) en het gelijktijdigheidspercentage. Je ziet hier initieel de gelijktijdigheidsgroepen met de meest gangbare instellingen, die in Adomi als standaard zijn ingesteld. Door op een gelijktijdigheidsgroep rechts te klikken, kun je kiezen om de betreffende gelijktijdigheidsgroep te wijzigen (sneltoets: Ctrl + E) of te verwijderen (sneltoets: Del). Je kunt hier ook een gelijktijdigheidsgroep toevoegen (sneltoets: Ctrl + N). Voor [ Wijzigen ] en [ Toevoegen ] van gelijktijdigheidsgroepen kunnen ook de knoppen onderaan het dialoogvenster gebruikt worden. Is het beheren van de gelijktijdigheidsgroepen gereed, dan keer je met de knop [ OK ] terug in het eigenschappenvenster van de verdeelkast, en desgewenst met nogmaals [ OK ] weer terug in de tekening, waar je oorspronkelijk vandaan kwam voordat je gelijktijdigheidsgroepen ging beheren.
Kies je voor het wijzigen of toevoegen van een gelijktijdigheidsgroep, dan kun je de volgende eigenschappen bepalen:
Naam: hier geef je naar wens een unieke naam voor de gelijktijdigheidsgroep op.
Symbool: hier stel je het symbool in dat in het installatieschema boven de bijbehorende kolom getoond zal worden. Je kunt eventueel ook zelf een nieuw symbool toevoegen.
Vermogen (VA): vul hier het vermogen van verbruikers in deze gelijktijdigheidsgroep in VA in.
Gelijktijdigheid (%): hier vul je het gelijktijdigheidspercentage in dat van toepassing is op verbruikers in deze gelijktijdigheidsgroep en gebruikt zal worden om in het installatieschema het verwachte vermogen (VVA) te berekenen.
Je kunt de eigenschappen van meerdere gelijktijdigheidsgroepen tegelijk bewerken door ze met Ctrl ingedrukt één voor één te selecteren, en daarna de eigenschappendialoog op te roepen met de sneltoets Ctrl + E.
Kastcomponenten beheren
Kastcomponenten zijn componenten die in een verdeelkast worden toegepast: beveiligingen tegen overbelasting en/of verschilstroom, netaansluitingen, hoofdschakelaars en losse componenten als KwH-meters. De types kastcomponenten in het project kunnen worden beheerd door de functie 'Wijzig eigenschappen' uit te voeren voor een verdeelkast, en vervolgens te klikken op de knop [ Beheren ] bij het onderdeel 'Kastcomponenten'. Vervolgens wordt het overzicht van alle in het project aanwezige kastcomponenttypes getoond, inclusief de maximale stroom (A) en het eventuele beveiligingstype. Je ziet hier initieel de meest gangbare types kastcomponenten, die in Adomi als standaard zijn ingesteld. Door op een kastcomponent rechts te klikken, kun je kiezen om de betreffende kastcomponent te wijzigen (sneltoets: Ctrl + E) of te verwijderen (sneltoets: Del). Je kunt hier ook een type kastcomponent toevoegen (sneltoets: Ctrl + N). Voor [ Wijzigen ] en [ Toevoegen ] van kastcomponenten kunnen ook de knoppen onderaan het dialoogvenster gebruikt worden. Is het beheren van de kastcomponenten gereed, dan keer je met de knop [ OK ] terug in het eigenschappenvenster van de verdeelkast, en desgewenst met nogmaals [ OK ] weer terug in de tekening, waar je oorspronkelijk vandaan kwam voordat je kastcomponenten ging beheren.
Kies je voor het wijzigen of toevoegen van een kastcomponent, dan kun je de volgende eigenschappen bepalen:
Naam: hier geef je naar wens een unieke naam voor de kastcomponent op.
Prefix: geef hier desgewenst een prefix (voorvoegsel) op dat voor het groepnummer zal worden geplaatst bij groepen waar deze kastcomponent wordt toegepast.
Symbool: hier stel je het symbool in dat in het installatieschema getoond zal worden op de plek waar dit type kastcomponent wordt toegepast. Je kunt eventueel ook zelf een nieuw symbool toevoegen.
Max. stroom (A): vul hier de maximale stroom in die door deze kastcomponent heen mag, in ampère.
Type (beveiliging): selecteer hier welk type kastcomponent je bedoelt. Is de kastcomponent een beveiliging, dan kies je hier voor beveiliging tegen overbelasting, verschilstroom of de combinatie van die twee. Is de kastcomponent niet bedoeld om te beveiligen, dan heb je de opties netaansluiting, schakelaar of overig.
Uitschakelkarakteristiek: voor kastcomponenten die beveiligen tegen overbelasting (of een combinatie van overbelasting en verschilstroom) kan hier de uitschakelkarakteristiek worden gekozen.
Verschilstroom (mA): voor kastcomponenten die beveiligen tegen verschilstroom (of een combinatie van overbelansting en verschilstroom) kan hier de maximale verschilstroom ingevuld worden, in mA.
Aantal fasen: kies hier of de kastcomponent geschikt is voor een 1- of 3-fasen situatie.
Je kunt de eigenschappen van meerdere kastcomponenten tegelijk bewerken door ze met Ctrl ingedrukt één voor één te selecteren, en daarna de eigenschappendialoog op te roepen met de sneltoets Ctrl + E.
Leidingen beheren
De types leidingen in het project kunnen worden beheerd door de functie 'Wijzig eigenschappen' uit te voeren voor een verdeelkast, en vervolgens te klikken op de knop [ Beheren ] bij het onderdeel 'Leidingen'. Vervolgens wordt het overzicht van alle in het project aanwezige leidingtypes getoond, inclusief de diameter en het aantal aders. Je ziet hier initieel de meest gangbare types leiding, die in Adomi als standaard zijn ingesteld. Door op een leidingtype rechts te klikken, kun je kiezen om het betreffende leidingtype te wijzigen (sneltoets: Ctrl + E) of te verwijderen (sneltoets: Del). Je kunt hier ook een type leiding toevoegen (sneltoets: Ctrl + N). Voor [ Wijzigen ] en [ Toevoegen ] van types leidingen kunnen ook de knoppen onderaan het dialoogvenster gebruikt worden. Is het beheren van de leidingen gereed, dan keer je met de knop [ OK ] terug in het eigenschappenvenster van de verdeelkast, en desgewenst met nogmaals [ OK ] weer terug in de tekening, waar je oorspronkelijk vandaan kwam voordat je leidingen ging beheren.
Kies je voor het wijzigen of toevoegen van een leidingtype, dan kun je de volgende eigenschappen bepalen:
Naam: hier geef je naar wens een unieke naam voor de leiding op.
Symbool: hier stel je het symbool in dat in het installatieschema getoond zal worden op de plek waar dit type leiding wordt toegepast. Je kunt eventueel ook zelf een nieuw symbool toevoegen.
Doorsnede (mm²): vul hier de doorsnede van dit type leiding in, in vierkante millimeters.
Aantal aders: vul hier het aantal aders in dit leidingtype in.
Brandklasse: is er sprake van een brandklasse voor dit leidingtype, dan kun je uit de keuzelijst de klasse kiezen die hier van toepassing is.
Je kunt de eigenschappen van meerdere leidingtypes tegelijk bewerken door ze met Ctrl ingedrukt één voor één te selecteren, en daarna de eigenschappendialoog op te roepen met de sneltoets Ctrl + E.
Vermogensgroepen beheren
Onder een vermogensgroep verstaan we in Adomi een groep verbruikers die onder een bepaalde gelijktijdigheidsgroep moet blijven vallen, maar waarvoor een afwijkende naam en/of vermogen ingesteld moet worden. De korte naam van de vermogensgroep wordt in de tekening geplaatst bij de symbolen van de verbruikers die bij de betreffende vermogensgroep horen. En het afwijkende vermogen wordt meegenomen in de berekening die ten grondslag ligt aan het installatieschema.
De vermogensgroepen in het project kunnen worden beheerd door de functie 'Wijzig eigenschappen' uit te voeren voor een verdeelkast, en vervolgens te klikken op de knop [ Beheren ] bij het onderdeel 'Vermogensgroepen'. Vervolgens wordt het overzicht van alle in het project aanwezige vermogensgroepen getoond, inclusief de korte naam en het vermogen. Standaard zijn er in Adomi vooraf geen vermogensgroepen ingeregeld. Door op een vermogensgroep rechts te klikken, kun je kiezen om de betreffende vermogensgroep te wijzigen (sneltoets: Ctrl + E) of te verwijderen (sneltoets: Del). Je kunt hier ook een vermogensgroep toevoegen (sneltoets: Ctrl + N). Voor [ Wijzigen ] en [ Toevoegen ] van vermogensgroepen kunnen ook de knoppen onderaan het dialoogvenster gebruikt worden. Is het beheren van de vermogensgroepen gereed, dan keer je met de knop [ OK ] terug in het eigenschappenvenster van de verdeelkast, en desgewenst met nogmaals [ OK ] weer terug in de tekening, waar je oorspronkelijk vandaan kwam voordat je vermogensgroepen ging beheren.
Kies je voor het wijzigen of toevoegen van een leidingtype, dan kun je de volgende eigenschappen bepalen:
Naam: hier geef je naar wens een unieke naam voor de vermogensgroep op. Je kunt hier een wat uitgebreidere naam kiezen, omdat je hierna ook een korte naam kunt invullen die vervolgens op de tekening wordt toegepast.
Korte naam: kies hier een korte naam voor de vermogensgroep, die getoond gaat worden bij de bijbehorende symbolen in de tekening.
Vermogen (VA): vul hier het maximale vermogen van verbruikers in deze vermogensgroep in VA in.
Je kunt de eigenschappen van meerdere vermogensgroepen tegelijk bewerken door ze met Ctrl ingedrukt één voor één te selecteren, en daarna de eigenschappendialoog op te roepen met de sneltoets Ctrl + E.
Eigenschappen verbruiker bewerken
Gebruik je de functie 'Wijzig eigenschappen' op een van de verbruikers (wandcontactdozen, lichtpunten en aansluitpunten) uit het onderdeel '1. Stelsel' in de elektrotechnische bibliotheek die je in je tekening geplaatst hebt, dan kun je de diverse eigenschappen van deze verbruiker daarna aanpassen:
Sluit aan op: hier kies je de verdeelkast waarachter deze verbruiker geplaatst wordt.
Groep: kies hier de groep in de verdeelkast waar deze verbruiker op aangesloten zal worden. Met de knop [ + ] kun je zo nodig direct een nieuwe groep aanmaken.
Schakelgroep: indien van toepassing, kan hier een schakelgroep gekozen worden waarbinnen deze verbruiker hoort. Met de knop [ + ] kun je zo nodig direct een nieuwe schakelgroep aanmaken.
Naam: hier kun je naar eigen inzicht een naam invullen voor deze verbruiker.
Gelijktijdigheidsgroep: in de keuzelijst staan alle gelijktijdigheidsgroepen binnen het project. Kies degene die op deze verbruiker van toepassing is, zodat hij in het installatieschema en de bijbehorende berekeningen op de juiste plek meegenomen wordt. Met de knop [ + ] kun je zo nodig direct een nieuwe gelijktijdigheidsgroep aanmaken.
Afwijkend vermogen: wil je voor deze verbruiker binnen de gelijktijdigheidsgroep een afwijkend vermogen instellen, dan kun je hiertoe in deze keuzelijst één van de vermogensgroepen in het project kiezen. Met de knop [ + ] kun je zo nodig direct een nieuwe vermogensgroep aanmaken.
Als enige aan groep: deze ja/nee-schakelaar kun je gebruiken om aan te geven dat er naast deze verbruiker geen andere verbruikers aan de gekozen groep gekoppeld mogen zijn. Adomi geeft een melding als deze schakelaar op J staat en dit toch gebeurt.
Klik je op [ OK ], dan worden de gekozen instellingen toegepast en keer je terug in de tekening. Zijn er waarden incorrect ingevuld, dan wordt dit gemeld door middel van rode waarschuwingsteksten bij de betreffende eigenschap.
Eigenschappen schakelaar bewerken
Gebruik je de functie 'Wijzig eigenschappen' op een van de schakelaars uit het onderdeel '1. Stelsel' in de elektrotechnische bibliotheek die je in je tekening geplaatst hebt, dan kun je de diverse eigenschappen van deze schakelaar daarna aanpassen:
Sluit aan op: hier kies je de verdeelkast waarachter deze schakelaar geplaatst wordt.
Naam: hier kun je naar eigen inzicht een naam invullen voor deze verbruiker.
Schakelgroep 1: selecteer hier de schakelgroep die met deze schakelaar geschakeld wordt. Met de knop [ + ] kun je zo nodig direct een nieuwe schakelgroep aanmaken.
Schakelgroep 2: in het geval van een dubbele schakelaar, kies je hier de tweede schakelgroep die met deze schakelaar geschakeld wordt. Met de knop [ + ] kun je zo nodig direct een nieuwe schakelgroep aanmaken.
Klik je op [ OK ], dan worden de gekozen instellingen toegepast en keer je terug in de tekening. Zijn er waarden incorrect ingevuld, dan wordt dit gemeld door middel van rode waarschuwingsteksten bij de betreffende eigenschap.