Toestellen

De componentplaatsing bepaalt plaats van het toestel. Deze moet zich altijd op het eindpunt van een sectie bevinden. Bij een horizontaal aangesloten toestel bepaalt de richting onder welke hoek het toestel aan zal sluiten op de sectie.

Aan de componentplaatsing zijn eigenschappen van het toestel verbonden. De standaardwaarden van deze eigenschappen worden uit de component gehaald.

Riooltoestellen

Eigenschappen van afvalwatertoestellen:

  • Toestelsoort

    • Omschrijving van het toestel

  • Gereduceerde diameter (mm)

  • Nominale diameter (mm)

  • Basis volumestroom (l/s)

  • Lozingsrichting op sectie

    • H(orizontaal) of V(erticaal)

Eigenschappen van hemelwaterafvoertoestellen:

  • R-factor regenintensiteit

    • Bereik: alle waarden met maximaal twee decimalen tussen 0.00 en 1.00

  • R-factor dakbreedte

    • Bereik: 1.0, 0.8, 0.6 of 0.3

  • Lengte dak (m)

  • Breedte dak (m)

  • Instroomfactor

    • Bereik: 1.0 of 1.2

  • R-factor goottype

    • Bereik: 1.0, 0.6 of 0.3

  • Lozingsrichting op sectie

    • H(orizontaal) of V(erticaal)

Eigenschappen van terreinkolken:

  • R-factor regenintensiteit

    • Bereik: 1.0, 0.75, 0.6 of 0.3

  • Lozingsoppervlakte (m2)

  • Instroomfactor

    • Bereik: 1.0 of 1.2

  • Lozingsrichting op sectie

    • H(orizontaal) of V(erticaal)

Eigenschappen van combinatie lozingstoestellen:

  • Toestelsoort

    • Omschrijving van het toestel

  • Nominale diameter (mm)

  • Volumestroom combinatie (l/s)

  • Grootste volumestroom in combinatie (l/s)

  • Lozingsrichting op sectie

    • H(orizontaal) of V(erticaal)

Luchttoestellen

Eigenschappen van roosters:

  • Toestelsoort

    • Omschrijving van het toestel

  • Diameter (mm)

  • Capaciteit (m3/u)

Van elk rooster is zowel een in- als een uitblaasvariant beschikbaar. In de dimensionering levert dat geen verschillen op, maar het symbool dat het rooster aangeeft is in beide situatie wel anders.