Hoogte-eigenschappen
Binnen een tekening of component heeft een element hoogte-eigenschappen. Binnen een view of plot is deze altijd ingesteld op '2D, geen hoogte'.
Elementen hebben een PCS en/of één of meer punten die hun geometrie in het platte vlak beschrijven. De meeste elementtypen zijn echter in vorm niet begrensd tot twee dimensies, maar hebben ook hoogte, ofwel een positie en maat op de Z-as.
Adomi-elementen hebben niet per punt een verschillende hoogte, maar per element twee hoogte-attributen: referentievlak en bovenvlak. Net als X- en Y-coördinaten zijn dit reële getallen in millimeters.
Voor puur 2D tekenwerk kan men deze attributen negeren, dat wil zeggen: instellen op de waarde '2D, geen hoogte'.
Referentievlak
Alle elementen hebben het attribuut referentievlak of de eigenschap '2D, geen hoogte'. Het referentievlak is de positie van het grondvlak van een element in de Z-richting en kan dus beschouwd worden als de Z-coördinaat van een element.
Het toegestane bereik is +/- 100 miljoen (1.000.000 millimeter = 1 kilometer).
Bovenvlak
Het bovevlak is een eigenschap van alle lijn- en vlakvormige primitieven (polylijn, 3D-lijn, cirkelboog, driepuntsboog, veelhoek, rechthoek en cirkel) en van alle typen componentplaatsing, met uitzondering van het type symbool.
Het bovenvlak kan worden bepaald door te kiezen uit een drietal opties:
Optie | Toelichting |
---|---|
Elementhoogte (E) | Het bovenvlak wordt bepaald door de elementhoogte, dit is een waarde ten opzichte van het referentievlak van het element. |
Bovenvlak (R) | Het bovenvlak wordt bepaald ten opzichte van het externe referentievlak. Na plaatsing wordt deze waarde absoluut gemaakt, zodat het element ongewijzigd blijft bij aanpassing van het externe referentievlak. |
Ten opzichte van extern bovenvlak (B) | Het bovenvlak wordt bepaald ten opzichte van het externe bovenvlak. Deze wordt dus variabel bepaald door de positie van het externe bovenvlak. |
Lijnvormige elementen met een bovenvlak ongelijk aan nul zijn in feite rechtopstaande vlakken (behalve de 3D-lijn).
Vlakvormige elementen met een bovenvlak ongelijk aan nul zijn volumes, met op de opgegeven hoogte, een bovenvlak, dat dezelfde vorm heeft als het ondervlak. Bij rechthoeken en cirkels bestaat de mogelijkheid om het bovenvlak een afwijkende vorm te geven.
De waarde van het bovenvlak is maximaal +/- 1 miljoen.
Bouwlaagparameters
Wanneer er bouwlagen gedefinieerd zijn, kunnen er bij het invoeren van het referentie- en bovenvlak ook bouwlaagparameters gekozen worden.
Op de knoppen op de onderbalk worden de hoogten van de elementen op de actuele bouwlaag relatief ten opzichte van die bouwlaag weergegeven. Andere hoogten worden weergegeven ten opzichte van hun eigen bouwlaag. [02] 250 betekent dan: 250 mm ten opzichte van het niveau van bouwlaag 02.
Hoogtebereik
Elementen met een referentievlak maar zonder het eigenschap bovenvlak kunnen in plaats hiervan een hoogtebereik hebben. Het hoogtebereik bepaalt dan in combinatie met de hoogtes van de kijkdoos of en hoe het element zichtbaar is in 2D. De werking hiervan staat beschreven bij standpunt/kijkdoos.