Diepte en afbeeldvolgorde
Adomi-tekeningen vallen op het meest elementaire niveau uiteen in primitieve elementen van de soorten gevuld vlak, lijn en tekst. Wanneer deze elementen elkaar overlappen, dekken de later afgebeelde elementen de voorgaande (deels) af.
Adomi bevat mechanismen die ervoor zorgen dat de elementen zodanig worden afgebeeld dat ze elkaar automatisch op de juiste manier afdekken:
Elementen die bij het snedevlak horen worden 'bovenop' elementen die bij het aanzicht horen afgebeeld.
Elementen die horen bij verschillende aanzichten die elkaar gedeeltelijk overlappen, worden automatisch in de juiste volgorde over elkaar heen getekend. Hierbij wordt rekening gehouden met de diepte van de aanzichten ten opzichte van elkaar.
Elementen die zich boven het snedevlak bevinden ('hangend') worden automatisch bovenop de elementen die bij de snede of het aanzicht horen afgebeeld. Tevens wordt hierbij automatisch de weergave van het elementen aangepast: alle vlakvullingen worden weggelaten en alle lijnen worden gestippeld/gestreept weergegeven.
Annotatie, waaronder teksten en maten, wordt automatisch bovenop 'normale' lijnen en gevulde vlakken afgebeeld.
Dit werkt ongeacht de volgorde waarin elementen zijn getekend en de manier waarop ze in componenten zijn genest. Het streven is om handmatig ingrijpen in deze volgorde, bijvoorbeeld met het commando Naar voorgrond, zoveel mogelijk overbodig te maken. Dit wordt bereikt door bij elementen en componenten informatie op te nemen over de diepte (aanzicht of snede ed.) en of het wel of geen annotatie is.
Elementen die op views worden geplaatst, worden altijd bovenop de elementen van de tekening waarnaar de view verwijst afgebeeld. Alle aanzichtdieptes kunnen voor elementen op de view worden gebruikt om de onderlinge afbeeldvolgorde op de view te regelen.
Elementen die op plots worden geplaatst, worden altijd bovenop de elementen van de view die op de plot geplaatst is afgebeeld. De aanzichtdieptes B t/m F9 kunnen gebruikt worden om de onderlinge afbeeldvolgorde op de plot te regelen.
Diepte en elementen
Diepte | Toelichting |
---|---|
Hangend: H(anging) | Elementen waarvan de diepte is ingesteld op H hebben voorrang op snede en aanzicht. Bovendien wordt de grafische weergave aangepast; vlakvulling vervalt en lijntypen veranderen. |
Snede: S(ection) | Elementen waarvan de diepte is ingesteld op S hebben voorrang op elementen met aanzicht als diepte. |
Aanzicht: F(ront) | Aanzicht is bedoeld voor elementen die in aanzicht worden afgebeeld. Er zijn echter meerdere aanzichtdieptes: F0 t/m F9. Hierbij is F0 het bovenste aanzicht en F9 het onderste aanzicht. Deze meerdere aanzichten zijn er ten behoeve van elkaar gedeeltelijk overlappende aanzichten die ieder op een andere diepte liggen. Een element kan aan één van deze tien dieptes worden toegewezen. |
Achtergrond: B(ackground) | Deze prioriteit is bedoeld voor elementen die altijd 'onderop' moeten worden afgebeeld. |
Alle elementen hebben de eigenschap diepte. Adomi kent, in volgorde van 'boven' naar 'onder' de bovenstaande diepten.
Alle elementen hebben dus als eigenschap een diepte in de reeks H, S, F0...F9, B. Tenslotte is er nog de speciale waarde 3D (plaatsing bepaalt). Deze waarde is bedoeld voor het beïnvloeden van materiaalstijlen binnen componenten. Zie verderop bij “Diepte en materiaalstijl”.
Diepte en componentdefinitie
Een componentdefinitie heeft zelf ook de eigenschap diepte. Wanneer een component geplaatst wordt, dan krijgt de componentplaatsing (het element) automatisch deze diepte als eigenschap. Een component kan de volgende standaard waarden hebben:
Snede: een plaatsing krijgt als diepte de waarde S (snede)
Aanzicht: een plaatsing krijgt als diepte de waarde F0 (bovenste aanzicht)
Annotatie: de volledige componentinhoud wordt dan gerekend tot de annotaties en een plaatsing krijgt als diepte de waarde S (snede)
Opmerkingen
Componentdefinities van het type Maat en Tekst hebben altijd de standaardwaarde Annotatie.
Plaatsingen van stijlen krijgen altijd de standaard waarde S(snede).
De diepte die de elementen automatisch krijgen van de componentdefinitie wanneer ze worden geplaatst, kan achteraf per element worden aangepast. Zo krijgen nieuw geplaatste teksten en maten standaard de diepte S en worden dus altijd bovenop de 'normale' lijnen en gevulde vlakken van het snedevlak getekend. Om ze toch te kunnen afdekken met bijvoorbeeld een gevuld vlak, moeten deze dus wel eerst handmatig op een F(aanzicht)-diepte worden gezet.
De tekenvolgorde is bepalend voor de volgorde van het afbeelden van elementen met gelijke diepte.
Referentiepuntmarkeringen worden altijd 'bovenop' alle grafische elementen afgebeeld. Zo is er altijd iets zichtbaar van een wijzigbaar element, zelfs als het volledig is afgedekt door andere elementen.
Bij de diepte H (hangend) wordt standaard het lijnpatroon 'gestreept' gebruikt. De mogelijkheid bestaat om een ander lijnpatroon te definiëren voor alle afgedekte lijnen, door een lijnstijl aan te maken met code ARKCWIRE met daarin het gewenste lijnpatroon.
Diepte binnen componenten
Plaatsing | Definitie |
---|---|
B | Hele inhoud op diepte B |
F0...F9 | Elementen met diepte F0...F9 op diepte F0...F9, maar elementen met diepte B, S en H op hun eigen diepte |
S | Hele inhoud op diepte S, maar elementen met diepte H op hun eigen diepte |
H | Hele inhoud op diepte H, weergave aangepast |
Bij geplaatste componenten is de diepte van de plaatsing deels bepalend voor de diepte waarop de componentinhoud wordt afgebeeld. Binnen componenten kunnen namelijk elementen naar een hogere diepte worden gepromoveerd volgens bovenstaand schema.
Diepte en materiaalstijl
De diepte-eigenschap van een element gaat in principe alleen over de afbeeldvolgorde en niet hoe een element wordt weergeven. Uitzondering hierop is de waarde H (hangend), waarbij automatisch vlakvullingen verdwijnen en lijnen gestreept/gestippeld worden. Een andere uitzondering is de manier waarop een materiaalstijl wordt weergegeven. Deze bevat namelijk een verschillende weergave voor snede en voor aanzicht. De diepte-eigenschap van de plaatsing van een materiaalstijl bepaalt dan ook of de aanzicht- of de snedeweergave wordt afgebeeld.
Wanneer binnen een component materiaalstijlen zijn gebruikt, dan bestaat de mogelijkheid om bij de componentplaatsing in te stellen of de geneste materiaalstijlen volgens de aanzicht- of de snedeweergave moeten worden getoond. Dit kan worden bereikt door binnen het component de betreffende elementen als diepte de waarde 3D (plaatsing bepaalt) te geven.
Wanneer direct in een tekening een plaatsing van een materiaalstijl staat met als diepte de waarde 3D, dan wordt de diepte automatisch bepaald door de hoogte-eigenschappen in combinatie met de kijkdoosparameters. Deze combinatie bepaalt dan tevens of de plaatsing van een materiaalstijl in 2D volgens de aanzicht- of volgens de snedeweergave wordt afgebeeld.
Diepte en referentietekeningen
Bij een referentietekening kan worden vastgelegd of deze onderdeel van het model is. Wanneer de tekening geen onderdeel van het model is, dan wordt eerst de referentietekening volledig afgebeeld rekening houdend met de diepte, en daarna de volgende referentietekeningen en de tekening zelf. Wanneer de tekening wel onderdeel van het model is, dan wordt de referentietekening samen met de volgende referentietekeningen en de tekening zelf in één keer afgebeeld. In dat geval beïnvloeden de diepte van de elementen in deze tekeningen elkaar.
Hierdoor zal bijvoorbeeld annotatie in de referentietekening (bijvoorbeeld stramienen, maten en teksten) bovenop de 'gewone' lijnen en vlakken van de tekening zelf worden afgebeeld.
In verband met compatibiliteit van oude projecten (die gebruik maken van arceringstabellen) wordt het mechanisme van weergaveprioriteit alleen toegepast bij projecten waarin één of meer stijlen worden gebruikt.