Watermeter

Functie

Het invoegen van een watermeter.

Werking

  • Een watermeter fungeert als beginpunt van een waterstelsel.

  • Een stelsel kan slechts één beginpunt bevatten.

  • Bij aanvang van een nieuw project is dit stelselelement geselecteerd en worden de eigenschappen daarvan getoond.

  • In het stelsel wordt bij een beginpunt de omschrijving van het project getoond.

Instellingen watermeter

  • Project

    • Hierin kan de naam van het project worden ingevuld.

  • Omschrijving

    • In dit veld kan een korte omschrijving worden ingevuld.

  • Aanvoerdruk

    • De aanvoerdruk is de druk die van toepassing is aan het begin van de eerste buis.

    • De aanvoerdruk is meestal de leveringsdruk van het waterbedrijf of bijvoorbeeld de leveringdruk van een drukverhoginginstallatie.

    • De aanvoerdruk geeft u op in kPa en dient, als het leveringspunt lager of gelijk ligt dan het tappunt, vanzelfsprekend hoger te zijn dan de voordruk op het tappunt.

    • Meestal geldt voor de aanvoerdruk de druk die beschikbaar is bij de watermeter.

    • Deze aanvoerdruk kunt u opvragen bij het betreffende waterleidingbedrijf.

    • Wanneer u een deelinstallatie berekent, voert u hier de druk in die in dat deel van de installatie heerst.

  • Minimale voordruk tappunt

    • Tappunten vereisen, e.e.a. afhankelijk van de tappuntspecificaties, een bepaalde voordruk.

    • Voor de meeste kranen geldt een minimale voordruk van 100 kPa.

    • De hier opgegeven minimale voordruk tappunt geldt voor het hele stelsel en is te wijzigen.

    • Voor een tappunt met een voordruk die afwijkt van die van de algemene tappunt voordruk kan de voordruk specifiek per tappunt worden opgegeven.

    • Bij het berekenen van de drinkwaterinstallatie zal naar de opgegeven minimale voordruk tappunt worden toegerekend.

    • Gunstiger gesitueerde tappunten in het stelsel hebben een berekende tappuntdruk die hoger ligt dan het ongunstigste tappunt.

    • Het ongunstigste tappunt, veelal het hoogste of het verst weg gelegen tappunt ten opzichte van de watermeter, wordt door het programma bepaald.

    • De in het programma toegepaste optimalisatierekentechnieken zorgen ervoor dat elk leidingdeel zo optimaal mogelijk wordt berekend in relatie tot het beschikbare drukverlies, het verschil in aanvoerdruk en voordruk tappunt.

  • Maximale voordruk tappunt

    • Hier kan in kPa een maximale voordruk worden opgegeven, die bij de toestellen niet overschreden mag worden.

    • Deze waarde is zelf niet bepalend in de berekening. Abuis geeft een melding wanneer de maximale voordruk op een tappunt overschreden wordt. Het betreffende tappunt wordt na de melding geselecteerd om de gegevens te bekijken en desgewenst lokaal in het stelsel een aanpassing te doen.

  • Maximale wachttijd warm water

    • Hier kan in seconden de maximale wachttijd warm water voor de warmwatertappunten opgegeven worden. Standaard is hier de ISSO 55-norm van 35 seconden ingevuld.

    • De wachttijd per tappunt wordt berekend, waarbij ook rekening gehouden wordt met de toestelwachttijd die bij een warmwatertoestel opgegeven kan worden. Hierbij zijn de berekeningsgrondslagen van de Vewin en ISSO 55 leidend. De DHw,70-waarde van het gekozen buismateriaal wordt hier ook in meegenomen. Deze waardes zijn vooringesteld in de buizenbibliotheek bij Abuis.

    • Abuis geeft een melding als de maximale wachttijd warm water op een tappunt overschreden wordt. Het betreffende tappunt wordt na de melding geselecteerd om de gegevens te bekijken en desgewenst lokaal in het stelsel een aanpassing te doen.

  • Weerstandsfactor

    • In een leidingnet zijn meestal een groot aantal hulpstukken (appendages) zoals bochten, knieën, T-stukken etc. opgenomen.

    • Door het plaatsen van die hulpstukken wordt de waterstroom versneld of vertraagd. De grootte van dit drukverlies kan specifiek per buis worden berekend.

    • Doordat de invoer deze specificatie zeer tijdrovend is, wordt in de praktijk met een vuistregel gewerkt.

    • Als regel wordt voor de plaatselijke weerstanden volstaan met een toeslag van 20 tot 40 % op de wrijvingsverliezen: 20 % voor leidingen met weinig hulpstukken en 40 % voor een leidingdeel waar veel hulpstukken in zijn opgenomen.

    • Wanneer er sprake is van een aanzienlijk drukverlies, afwijkend van het percentage leidingnet algemeen, dan kunt u een reduceertoestel opvoeren.

    • Het gebruik van DZeta-waarden is in de waterleidingtechniek ongebruikelijk. De bepaling van de volumestroom per tappunt en de gelijktijdigheid tussen de tappunten is zodanig onnauwkeurig dat het invoeren van plaatselijke weerstanden op regelniveau een schijnnauwkeurigheid is.

  • Rekenregel

    • Standaard wordt voor het rekenen met gelijktijdigheid in waterstelsels de qTE-methode gebruikt (zie ook de berekeningsgrondslagen van de Vewin en ISSO 55).

    • Hier kan desgewenst ook een andere rekenregel geselecteerd worden voor een berekening die specifiek van toepassing is op appartementencomplexen, verzorgingstehuizen, kantoren of hotels.

    • De rekenregels zijn conform ISSO 55 in de bibliotheek ingesteld en bevatten, indien van toepassing, afzonderlijke rekenregels voor koud- en warmwaterstelseldelen.

    • Tijdens de berekening bepaalt Abuis of, en zo ja op welke plek in het stelsel, de gekozen rekenregel van toepassing is. De betreffende gelijktijdigheidsrekenregel is van invloed op de dimensionering van de secties.

    • Stelsels kunnen worden ingedeeld met behulp van Zones, waarbinnen het aantal eenheden dat relevant is bij de gekozen rekenregel (bijvoorbeeld patiënten of kamers) kan worden ingesteld.

  • Standaard sectie instellingen

    • Hier kunt u de standaard sectie-instellingen aanpassen voor het hele stelsel.

    • De eigenschappen staan beschreven bij het onderdeel Sectie.

  • Circulatie

    • Een circulatieleiding is een leiding die vanaf een eindpunt (hierna te noemen circulatiepunt) van een warmwaterleiding terugloopt naar de plaats waar het water verwarmd wordt: het warmwatertoestel.

    • De circulatieleidingen vormen ook een boom, net als de warmwaterleidingen.

    • Deze boom is het omgekeerde van de boom van de warmwaterleidingen.

    • Hij kan echter wel minder takken bevatten.

    • Vanaf het circulatiepunt mogen in de warmwaterboom, teruglopend naar het beginpunt, geen circulatiepunten meer voorkomen.

    • We gaan er vanuit dat de circulatieleidingen dezelfde route volgen als de warmwaterleidingen.

    • De volgende eigenschappen van de circulatiestelsel worden bij de watermeter voor het volledige stelsel ingesteld:

      • Maximale stroomsnelheid circulatie

        • Voor het berekenen van het circulatiestelsel maakt u hier een keuze met welke maximaal toelaatbare snelheid u het stelsel wilt berekenen.

        • De maximale stroomsnelheid wordt gekozen om erosie te voorkomen.

        • In verband met erosieverschijnselen wordt in koudwaterleidingen een maximale stroomsnelheid aangehouden van 2 m/s.

        • Geluidshinder wordt zoveel mogelijk vermeden wanneer een stroomsnelheid van maximaal 1 m/s wordt aangehouden.

        • In warmwater circulatieleidingen wordt maximaal een stroomsnelheid van 0.7 m/s toegelaten.

      • Maximaal drukverlies

        • Het is niet gebruikelijk om bij het berekenen van drinkwaterstelsel rekening te houden met een maximale weerstand per meter.

        • Omdat bij installaties met een circulatiepomp deze parameter wel een rol kan spelen, wordt voor het berekenen van circulatiestelsels deze optie aangeboden.

        • De weerstand per meter voert u in Pa/m in.

        • Wanneer u deze optie geen rol wilt laten mee spelen dan voert u een hoge standaardwaarde in.