Zone

Functie

Het invoegen van een zone.

Werking

  • Abuis rekent voor de gelijktijdigheid binnen het waterstelsel standaard met de gebruikelijke qTE-rekenregel (zie ook de berekeningsgrondslagen van de Vewin en ISSO 55).

  • De andere rekenregels voor gelijktijdigheid, conform ISSO 55, kunnen bij de watermeter ook gekozen worden.

  • Als bij de watermeter voor het stelsel een afwijkende rekenregel ingesteld is, dan moet er in het stelsel minimaal één zone aanwezig zijn.

  • In het stelsel mogen ook meerdere zones aanwezig zijn.

  • Na het plaatsen van een zone in het stelsel, kan een naam voor de zone worden opgegeven en voor het stelseldeel dat onder de zone valt ingevuld worden hoeveel eenheden erin voorkomen.

  • Wat hier met eenheden wordt bedoeld, is afhankelijk van de gekozen rekenregel. Voor appartementencomplexen zijn dit appartementen, voor kantoorgebouwen zijn dit personen, voor verzorgingstehuizen en hotels zijn dit kamers.

  • Stelsels die in Adomi ontworpen zijn met de merkloze stelselonderdelen uit Abico, kunnen daar ook direct met zones worden ontworpen. De naam en het aantal eenheden kan in Adomi of in Abuis worden ingevuld, en wordt in beide programma's meegenomen en onthouden.

  • Als het voor een rekenregel afgesproken minimum aantal eenheden overschreden wordt, dan geldt vanaf de plek in het stelsel waarin dit voor het eerst het geval is (het zogenaamde overschrijdingspunt) tot aan de watermeter de ingestelde rekenregel.

  • Binnen een stelsel kunnen dus meerdere van deze overschrijdingspunten bestaan.

  • Een overschrijdingspunt kan ontstaan op de plek waar een zone in het stelsel is geplaatst, op het moment dat het aantal eenheden dat bij de betreffende zone is ingevuld direct een overschrijding is van het in de bibliotheek opgegeven minimum bij deze rekenregel.

  • Een overschrijdingspunt kan ook ontstaan op een plek waar leidingen vanuit verschillende zones samenkomen, op het moment dat het opgetelde aantal eenheden van deze zones gezamenlijk het minimum overschrijden.

  • Indien er sprake is van zo'n overschrijdingspunt in een stelsel, dan gelden van de toestellen tot aan het overschrijdingspunt afwijkende rekenregels voor de gelijktijdigheidsberekening. We onderscheiden hierbij twee situaties:

    1. Als ter plaatse van het overschrijdingspunt de berekende waarde met de qTE-berekening hoger uitvalt dan die van de rekenregel, dan wordt vanaf de toestellen tot aan het overschrijdingspunt voor elke buisdiameter het minimum genomen van het resultaat van de qTE-berekening op de plek van de buis en het resultaat van de berekening met de afwijkende rekenregel ter plaatse van het overschrijdingspunt. De qTE-berekening zou hier anders namelijk een overschatting opleveren van de benodigde diameters.

    2. Als ter plaatse van het overschrijdingspunt de berekende waarde met de qTE-berekening lager uitvalt dan die van de rekenregel, dan wordt er een correctiefactor berekend door de uitkomst van de afwijkende rekenregel te delen door de uitkomst van de qTE-berekening. Vervolgens worden voor alle buizen van de toestellen tot aan het overschrijdingspunt de berekende qTE-waardes vermenigvuldigd met deze factor. De qTE-berekening zou hier anders namelijk een onderschatting opleveren van de benodigde diameters.

  • Door als ontwerper te kiezen voor meerdere zones met weinig eenheden, creëer je hiermee doorgaans een groter deel van het stelsel waarin de afwijkende rekenregel van toepassing is. Als je kiest voor één of meerdere zones met een groter aantal eenheden, is er een kleiner deel van het stelsel waarin de afwijkende regel geldt. Er is dan een groter gedeelte waarin de zojuist genoemde afwijkende berekeningen van de toestellen tot aan het overschrijdingspunt van toepassing zijn.