Sectie
Functie
Het invoegen van een sectie.
Werking
Met deze functie kan een sectie toegevoegd worden aan een beginpunt of aan een andere sectie.
Opmerking
Een stelsel moet uit minimaal 2 secties bestaan om als geldig stelsel aangemerkt te worden.
Instellingen sectie
Sectie id
In dit veld kan het sectienummer worden ingevoerd.
Dit kan ook achteraf met de functie Secties hernummeren.
Er kunnen alleen cijfers ingevoerd worden.
Lengte (m)
Hier vult u de lengte van de sectie in.
De lengte van een sectie kan maximaal 999 meter bedragen.
Bij elke knoop kan het programma de diameter wijzigen.
Wanneer een sectie langer is dan 5 meter dan is het aan te bevelen om de sectie in meerdere secties (buizen) te verdelen.
Op deze manier maakt u optimaal gebruik van de optimalisatierekentechnieken van het programma en krijgt u een zo economisch mogelijk ontwerp.
Statische hoogte (m)
Hier vult u, gemeten vanaf het begin van de sectie tot aan het einde van de sectie de som van de statische verhogingen of verlagingen in.
Deze invoer gebruikt u om de statische verhoging of verlagingen aan te geven (het verschil in hoogte).
Deze invoer kan ook gebruikt worden of worden gecombineerd met plaatselijke drukverliezen, die optreden door verhoogde weerstanden in toestellen en appendages.
Dergelijke weerstanden kunt u ook invoeren bij reduceertoestel.
Het programma is zo ontworpen dat wanneer u op een sectie een verhoging of een verlaging aangeeft alle leidingsecties die na deze sectie zijn aangesloten worden verhoogd of verlaagd.
Deze optie voorkomt dat u voor elk tappunt of sectie de statische hoogte ten opzichte van de referentieknoop (knoop 1) dient op te geven.
[✓] Maximale stroomsnelheid
Voor het berekenen van het stelsel maakt u hier een keuze met welke maximaal toelaatbare stroomsnelheid u het stelsel wilt berekenen.
De stroomsnelheidsselectie voor de hele installatie maakt u bij de watermeter. - Per sectie kunt u daarop nog een uitzondering maken.
Op sectieniveau geeft u alleen die afwijkingen op die afwijken van de keuzen die u heeft gemaakt bij de standaard sectie-instellingen.
De maximale stroomsnelheid wordt gekozen om erosie te voorkomen en om geluidsproductie tegen te gaan.
Een lagere stroomsnelheid in leidingen geeft ook minder kans op waterslag.
In verband met erosieverschijnselen wordt in koudwaterleidingen een maximale stroomsnelheid aangehouden van 2 m/s.
Geluidshinder wordt zoveel mogelijk vermeden wanneer een stroomsnelheid van maximaal 1 m/s wordt aangehouden.
In warmwater circulatieleidingen mag een maximale stroomsnelheid van 0.7 m/s worden toegelaten.
Wanneer u een afwijkende stroomsnelheid wilt invoeren ten opzichte van de standaardinstelling, dan kunt u dit per sectie invoeren.
[✓] Reeks buizen
Hier wordt voor deze sectie vastgelegd, afwijkend van de standaard sectie-instellingen, uit welk buizenbestand bij de berekening gekozen moet worden.
De standaardinstellingen van de sectie worden gedefinieerd bij de watermeter.
[✓] Buis
Voorselectie van de buisdiameter voor deze sectie.
De voorselectie van de buisdiameter wordt gebruikt om vooraf een gewenste buisdiameter op te geven.
Het programma houdt rekening met uw keuze.
Als echter in relatie tot het toegelaten drukverlies, snelheid en capaciteit de voorselectie niet mogelijk is – een te kleine diameter - dan wordt uw keuze genegeerd en zal het programma de gewenste diameter tonen.
[✓] Isolatie
Deze optie is van belang voor het berekenen van het warmteverlies in de aanvoerleidingen van een warmwaterinstallatie ter bepaling van het circulatievolume waarmee het circulatiestelsel berekend wordt.
De isolatiesoort voor de aanvoerleidingen kan per stelsel en per sectie worden aangegeven.
Standaard staat de isolatiewaarde ingesteld op Cu +25 mm.
Circulatiepunt
Bij het invoeren van een circulatiestelsel dient u aan te geven waar het stelsel overgaat in het circulatiestelsel.
Wanneer na deze sectie het circulatiestelsel begint dan dient u op deze buis te kiezen voor "Ja".
In alle andere gevallen laat u deze keuze op "Nee" staan.
De circulatieknooppunten kunnen willekeurig in het aanvoerstelsel worden gekozen.
Het is niet toegestaan om meerdere circulatieknooppunten in serie, van de stroomrichting, in te voeren.
De invoer van de knooppuntnummering moet, zoals gebruikelijk, met de stroomrichting mee zijn.
Rechtstreeks retour
Met deze knop kan worden aangegeven of de circulatieroute gelijk is aan de aanvoerroute of dat deze afwijkt.
Berekende waardes drukverlies
Onder de berekende waardes op het tabblad sectie staan alle rekenresultaten voor de geselecteerde sectie.
Instellingen circulatiesectie
[✓] Lengte
Hier kan een afwijkende lengte worden ingevuld indien de retourleiding een ander traject volgt dan de aanvoerleiding.
Wanneer voor de optie Rechtstreeks retour is gekozen, staat deze lengte standaard op 0 omdat er een afwijkende lengte ingevoerd moet worden.
[✓] Statische hoogte
Hier kan een afwijkende statische hoogte worden ingegeven.
[✓] Reeks buizen -Hier wordt voor deze sectie vastgelegd, afwijkend van de standaard sectie-instellingen, uit welk buizenbestand bij de berekening gekozen moet worden. De standaardinstellingen van de sectie worden gedefinieerd bij de watermeter.
[✓] Buis
Voorselectie van de buisdiameter voor deze sectie.
De voorselectie van de buisdiameter wordt gebruikt om vooraf een gewenste buisdiameter op te geven.
Het programma houdt rekening met uw keuze.
Als echter in relatie tot het toegelaten drukverlies, snelheid en capaciteit de voorselectie niet mogelijk is – een te kleine diameter - dan wordt uw keuze genegeerd en zal het programma de gewenste diameter tonen.
Isolatie
Zie Isolatie.
Standaard staat de isolatiewaarde ingesteld op Cu +25 mm.
Berekende waardes drukverlies
Onder de berekende waardes op het tabblad circulatiesectie staan alle rekenresultaten met betrekking tot de circulatie voor de geselecteerde sectie.