Vlakstijl
Functie
De eigenschappen van een Vlakstijl instellen.
Vlakstijl instellen
Via het commando Nieuwe component wordt, na het kiezen van de optie Stijl en vervolgens Vlakstijl, een dialoog opgeroepen waarin de verschillende eigenschappen van de vlakstijl kunnen worden ingesteld.
Omschrijving
Hier kan een omschrijving van de stijl worden ingevoerd.
Rand
Met de schakelaar [✓] Rand wordt voor deze vlakstijl een omhullende rand aan- of uitgezet.
De eigenschappen van de rand kunnen worden ingesteld door via de knop [...] een lijnstijl te kiezen, of door de lijneigenschappen zelf in deze dialoog in te stellen. De overige knoppen naast het invoerveld kunnen gebruikt worden om een nieuwe kleurstijl aan te maken en te selecteren, of de gekozen kleurstijl te bewerken. Het instellen van de lijneigenschappen gaat op dezelfde manier als bij het instellen van een lijnstijl.
Vulling
Met de schakelaar [✓] Vulling wordt de vulling (volarcering) van de vlakstijl aan- of uitgezet.
Voor de vulling kan een kleur worden gekozen, via de optie 🔘 Kleur. Het bepalen van de kleur gebeurt direct of als verwijzing naar een kleurstijl via de knop [...].
Door de optie 🔘 Achtergrondkleur te kiezen zal de stijl zich als afdekvlak gedragen.
De derde optie voor het instellen van de vulling is een 🔘 Schaduwvlak. Een schaduwvlak dekt onderliggende vlakken, lijnen en teksten gedeeltelijk af. Het schaduwvlak heeft een instelbaar grijspercentage. Dit percentage bepaalt in welke mate onderliggende elementen worden afgedekt. Op het scherm worden schaduwvlakken transparant afgebeeld en bij het afdrukken worden deze vlakken gerasterd.
Arcering
Met de schakelaar [✓] Arcering wordt ingesteld of er voor deze vlakstijl een arcering toegepast moet worden.
De arcering bestaat uit een willekeurig aantal arceerlijndefinities, te beheren met de knoppen [Toevoegen...], [(Wijzigen] en [Wissen] ernaast. [Wijzigen)] en [Wissen] werken op de geselecteerde regels, dit mogen er meerdere tegelijk zijn. Links wordt getoond hoe de actuele definitie eruit zal zien, waarbij de lijnen van de geselecteerde regels oplichten. Gebruik het muiswiel om de weergave te vergroten en verkleinen.
Toevoegen en wijzigen van een enkele arceerlijn gebeurt met de dialoog Arcering, waarin de volgende eigenschappen ingesteld kunnen worden:
De eerste invulvelden zijn gelijk aan die voor een Lijnstijl. Specifiek voor een arceerlijn zijn de velden Offset en rand, Hoek en Repeteerafstand.
De invulvelden bij Offset en rand bepalen de verschuiving ten opzichte van de oorsprong van de arcering waarop dit lijnpatroon begint.
Bij Hoek wordt de hoek van de arceerlijnen in graden ingesteld. Of deze hoek relatief of absoluut is, wordt voor het gehele patroon ingesteld via de schakelaar [✓] Relatief op de hoofddialoog.
De Repeteerafstand is de verschuiving in X- en Y-richting voor de opeenvolgende lijnen in deze reeks. Deze waarden zijn altijd relatief ten opzichte van de lijn zelf. De Y-waarde is de afstand tussen de lijnen en mag dus niet 0 zijn, de X-waarde geeft de verschuiving van het patroon langs de lijn aan en mag dus wel 0 zijn. De X-waarde kan alleen worden ingesteld wanneer het lijnpatroon type ingesteld staat op 'Ander patroon'.
Wanneer de knop [OK] wordt ingedrukt, wordt de dialoog verlaten en verschijnt de visualisatie van de gekozen instellingen in de dialoog van de Vlakstijl.
Het is ook mogelijk arceerlijnen groepsgewijs te wijzigen, door op de knop [Wijzigen] te drukken, terwijl meerdere lijnen zijn geselecteerd (of geen, wat door Adomi wordt geïnterpreteerd als alle). Dan wordt de dialoog Arcering getoond, waarin de volgende eigenschappen groepsgewijs kunnen worden ingesteld:
De kleur en de lijndikte kunnen voor alle (geselecteerde) lijnen tegelijk worden ingesteld. Er kan ook een kleurstijl gekozen worden via de knop [...].
Via de Verschalingsfactor kan het gehele patroon groter of kleiner worden gemaakt. Alle relevante parameters worden daarvoor met de factor vermenigvuldigd.
Via Offset en rand kan het gehele patroon worden verschoven ten opzichte van de oorsprong (doorgaans het eerste punt van de veelhoek die wordt gearceerd).
Via Verdraai wordt het patroon geroteerd.
Wanneer de knop [OK] wordt ingedrukt, wordt de dialoog verlaten en verschijnt de visualisatie van de gekozen instellingen in de dialoog van de Vlakstijl.
Met de schakelaar [✓] Papiermaat wordt geregeld of de afmetingen van het arceerpatroon in papiermaat of in wereldmaat zijn.
Met de schakelaar [✓] Relatief wordt geregeld of de oorsprong van de arcering met die van het element samenvalt en meedraait met de hoek van de component waarin het element is geplaatst, of dat oorsprong en hoek absoluut zijn ten opzichte van de tekening.
Met de schakelaar [✓] Spiegelen kan, bij relatieve arcering, worden aangegeven of deze al dan niet gespiegeld afgebeeld moet worden, als de component waarin het gearceerde element is geplaatst gespiegeld wordt.
Anders dan het definiëren van een patroon met geometrische parameters, is het ook mogelijk om arceerpatronen via een [Component] of door [Importeren...] in te stellen.
Om gebruik te kunnen maken van de knop [Component] tekent u de lijnstukken die gerepeteerd moeten worden eerst met polylijnen, die vervolgens in een component (symbool of vormvast) geplaatst moeten worden. Deze component moet een extra referentiepunt hebben, dat de repeteerafstand van het patroon aangeeft. Via de knop [Component] wordt de component geselecteerd, waarna de lijnen worden omgezet in een arceerpatroon.
Let op: niet iedere willekeurige vorm is goed om te zetten in een patroon. Horizontale, verticale en diagonale lijnsegmenten geven geen probleem, maar segmenten onder andere hoeken zijn vaak lastiger te repeteren. Ook zullen segmenten met een willekeurig gekozen hoek doorgaans geen efficiënt patroon opleveren. Teken daarom bij voorkeur alleen segmenten waarvan de tangens van de hellingshoek een geheel getal is.
De knop [Importeren...] kan gebruikt worden om een arceerpatroon te gebruiken van buiten het programma, bijvoorbeeld van internet. Er zijn online voorbeelden te vinden van patroondefinities voor AutoCAD. Deze zitten in tekstbestanden met de extensie .pat. Deze kunnen geïmporteerd worden door op de knop [Importeren...] te drukken en een .pat bestand te selecteren.
Bij bestanden die meerdere patronen bevatten wordt alleen het eerste patroon geïmporteerd. Gebruik zonodig Kladblok/Notepad om het bestand te bewerken, zodat dit alleen het gewenste patroon bevat. PAT-patronen hebben geen gestandaardiseerde afmetingen. Daarom analyseert Adomi het patroon en vraagt om de schaalfactor. Wanneer de voorgestelde waarde wordt overgenomen zal het patroon een repetitieafstand van 100 mm krijgen. Door bijvoorbeeld *2 achter de voorgestelde schaalfactor te typen kan dan een repetitieafstand van 200 mm verkregen worden.
OK
Wanneer de knop [OK] wordt ingedrukt, wordt de dialoog verlaten. Vervolgens wordt de stijldefinitie met de ingestelde attributen opgeslagen in de projectbibliotheek.