Materialenbibliotheek

Functie

Content bieden voor het opbouwen van componenten tot producten. De manier waarop de materialenbibliotheek en de materialen die zich erin bevinden zijn opgebouwd, wordt op deze pagina toegelicht. Zie ook de Assistent-pagina's over de functie Materialen beheren en de nadere toelichting over de materiaalcomponent.

Indeling

De materialen in de bibliotheek zijn onderverdeeld in de volgende hoofdgroepen:

  • abstract (ntb)*

  • beton

  • bitumen

  • cement

  • folie(-achtig)*

  • gips

  • glas

  • grondstof

  • hout (hardhout)*

  • hout (plaat)*

  • hout (restproduct)*

  • hout (zachthout)*

  • isolatie

  • kit / kitband*

  • kunststof

  • metaal

  • natuursteen

  • organisch

  • rubber

  • samengesteld element*

  • samengesteld product*

  • steenachtig

Deze hoofdgroepen zijn gebaseerd op de NAAM-groepen als aangegeven in NAA.K.T., dat door de BIM Basis ILS wordt geadviseerd als leidraad voor het indelen en de naamgeving van materialen. De met een sterretje gemarkeerde hoofdgroepen wijken daarop echter op de volgende punten af:

  • Omwille van een efficiënte componentopbouw in Adomi zijn:

    • De NAAM-groepen 'hout' en 'samengesteld' opgesplitst in respectievelijk vier en twee hoofdgroepen.

    • De groepen 'folie(-achtig)' en 'kit / kitband' aan de lijst toegevoegd. In beide groepen zijn subgroepen opgenomen die binnen NAA.K.T. in meerdere NAAM-groepen zijn ondergebracht.

  • De NAAM-groep 'ntb' is opgenomen als hoofdgroep 'abstract (ntb)'.

De hoofdgroepen zijn vervolgens onderverdeeld in subgroepen die zijn gebaseerd op de KENMERK-groepen als aangegeven in NAA.K.T. Om dezelfde reden als bij de hoofdgroepen, maar ook om andere redenen, zijn ook daar enkele verschillen aangebracht, die bij materialen per hoofdgroep zullen worden toegelicht.

Het T-gedeelte van NAA.K.T., de zogenaamde toepassingen als plaat, element e.d., zijn niet in de materialenbibliotheek opgenomen. Ook dit, vanwege de componentopbouw in Adomi, waarin die toepassingen juist op een hoger niveau worden gerealiseerd. Ze zullen binnen Adomi op het componentniveau van een product worden vastgelegd. Daarom zal ook de betreffende NAA.K.T.-omschrijving dus aan Abico-producten en door gebruikers aan hun eigen product-componenten moeten worden toegekend. Dit geldt uiteraard alleen voor producten die in een IFC-export over NAA.K.T.-informatie moeten beschikken.

Opbouw

Materiaalcomponenten zijn vlakvormige componenten (type 4) met vanuit Abico in de basis alleen aanroepen van één of zeven materiaalstijlen op laag 0 en alle nivo's. Betreft de inhoud één materiaalstijl, dan is die zichtbaar op alle aspecten; Indien er zeven materiaalstijlen zijn genest, dan staat iedere stijl op een verschillend aspect.

De gebruiker kan de materiaalcomponenten desgewenst wijzigen. Bijvoorbeeld om ze mee te laten werken in het door het bureau gehanteerde systeem van informatiescheiding en/of om er symbolische en/of functionele weergaven aan toe te voegen. Dit wordt verder toegelicht onder materialen aanpassen.

Plaatsen

Adomi kent de functionaliteit om vlakvormige componenten met dezelfde vormen en eigenschappen te kunnen plaatsen zoals die ook voor een materiaalstijl gelden.

Zo kan een vlakvormig component dus óók als polylijn geplaatst worden of als een volume, waarvan géén randen getoond worden (ook al hebben de geneste materiaalstijlen wel gedefinieerde randen). Ook kan het middels de plaatsingseigenschappen alléén in 2D of 3D zichtbaar worden gemaakt.

Hierdoor kan met één component voor een materiaal dus alle mogelijke (sub-)vormen gemaakt worden. En omdat de geneste inhoud en informatiescheiding maar op één plek hoeft te worden ingeregeld, is het onderhoud aan materiaalcomponenten minimaal.

Codering

Materiaalcomponenten en hun onderliggende stijlen, hebben allemaal een componentcode die begint met MTL. Op positie 4 (van de 8 posities waaruit een componentcode kan bestaan) staat vervolgens een specifiek karakter voor het component of het type stijl en de eventueel specifieke varianten daarvan. Zie nadere info codering voor een overzicht van deze karakters. Voor gebruikers die graag zoveel mogelijk met codes werken, is getracht om nog enige leesbaarheid en handigheid in de 4 resterende posities aan te brengen.

Bij de materiaalcomponenten alsmede de materiaal-, schaal- en visualisatiestijlen geldt daarom dat op:

  • Positie 5 zoveel mogelijk een karakter is toegepast waaraan valt af te lezen om welke hoofdgroep het gaat.

    • Voor hoofdgroepen waarbij dat niet is gelukt, is vooral gezocht naar een dan meest logische letter.

  • Positie 6 zoveel mogelijk een karakter is toegepast waaraan valt af te lezen om welke subgroep het gaat.

    • Voor subgroepen waarbij dat niet is gelukt, is vooral gezocht naar een dan meest logische letter.

    • De in elke hoofdgroep aanwezige subgroep 'ntb' is te herkennen aan het karakter @

  • Positie 7 en 8 zijn respectievelijk voor de toepassingen (dit zijn andere toepassingen dan bedoeld in NAA.K.T.) en de specifieke varianten daarvan. Deze posities zijn gevuld met opvolgende karakters, waarbij er tussen de verschillende hoofd- en subgroepen nog wel zoveel mogelijk is gezocht naar een gelijk karakter voor een gelijksoortige specifieke variant, zodat de materiaalkeuze in een dergelijke situatie nog makkelijk valt in te ruilen voor een ander materiaal dat ook in die situaties toegepast kan worden.

Ook voor de codering van vlakstijlen is daarom een systeem opgezet, waarbij:

  • Een gebruiker toch wat overeenkomsten en verschillen kan zien tussen de diverse instellingen van de arceringen en dan dus redelijk makkelijk kan wisselen.

  • Er nog rekening is gehouden met uitbreiding van het aantal soortgelijke stijlen naar andere repetitiematen e.d. waarbij de volgorde qua grootte ook in de Adomi-selector dan nog opvolgend blijft.

  • Sommige arceringen zijn echter te complex om in 4 karakters te kunnen beschrijven. Die hebben een code gekregen waardoor ze in de diverse groepen achteraan in de Adomi-selector terechtkomen.

Zie nadere info vlakstijlen voor overzichten van herkenbare karakters in codes van vlakstijlen.

Voor lijnstijlen geldt in principe hetzelfde als voor vlakstijlen, maar zijn door een minder aantal instellingen makkelijker middels een code te beschrijven. Zie nadere info lijnstijlen voor overzichten van herkenbare karakters in codes van lijnstijlen.

Omschrijvingen

De omschrijving van een materiaalcomponent is opgebouwd uit vier deelomschrijvingen in de volgende notatie: hoofdgroep - subgroep, toepassing, specifieke variant. Voor de scheiding van delen van de omscchrijving gaat het specifiek om het eerste '-' en de eerste en tweede komma in de omschrijving. Er kunnen dus meerdere '-' en komma's in de volledige omschrijving voorkomen, maar die betreffen dan geen scheidingen van deelomschrijvingen meer.

De deelomschrijvingen voor de toepassing en de specifieke variant zijn zo gekozen dat ze zoveel mogelijk de lading dekken en consequent zijn (hetgeen niet betekent dat ze altijd precies hetzelfde zijn).

De deelomschrijvingen voor de meeste toepassingen zullen voor zich spreken, maar een aantal algemene omschrijvingen komen in meerdere subgroepen voor:

  • basisweergave

  • weergave kleiner snedevlak

  • weergave groter snedevlak

  • weergave dunnere schil/strook

  • weergave dikkere schil/strook

  • weergave abstract profiel

Indien bovenstaande toepassingen in een subgroep voorkomen, staan ze altijd bovenaan de lijst. De overige toepassingen zullen op alfabetische volgorde worden weergegeven. De omschrijvingen van een aantal bijzondere daarvan zullen bij materialen per hoofdgroep verder worden toegelicht.

Per toepassing begint de lijst met specifieke varianten meestal met de variant 'algemeen' (indien de lijst maar één variant beslaat, is dit altijd zo). Van de overige varianten zullen ook hier de omschrijvingen van de meesten voor zich spreken en zullen een aantal bijzondere gevallen bij materialen per hoofdgroep verder worden toegelicht.

Visualisatiestijlen zijn aan een specifiek materiaal of groep materialen gerelateerd. De omschrijving van een visualisatiestijl bestaat daarom uit:

  • Óf basismateriaal - algemeen, algemeen
    Dit betreft dan een stijl die door materialen in alle hoofdgroepen kan worden aangeroepen.

  • Óf hoofdgroep - algemeen, algemeen
    Dit betreft dan een stijl die door materialen in alle subgroepen binnen de betreffende hoofdgroep kan worden aangeroepen.

  • Óf hoofdgroep - subgroep, algemeen
    Dit betreft dan een stijl die door meerdere materialen binnen de betreffende subgroep kan worden aangeroepen.

  • Óf hoofdgroep - subgroep, toepassing, specifieke variant
    Dit betreft dan een stijl die alleen door dat specifieke variant wordt aangeroepen.

Lijnschaalstijlen zijn aan een specifiek materiaal of groep materialen gerelateerd. De omschrijving van een lijnschaalstijl is daarom in principe gelijk aan die van een visualisatiestijl, maar wordt vooraf gegaan door 'aanzicht: ' dan wel 'snede: ' om lijnschaalstijlen snel te kunnen onderscheiden in die voor aanzicht en die voor snede. Filteren op basis van stijltype is in dit geval immers niet mogelijk.

Voor de omschrijving van vlakschaalstijlen geldt hetzelfde als voor die van de lijnschaalstijlen.

Lijnstijlen zijn niet aan een specifiek materiaal of groep materialen gerelateerd. De omschrijving bevat daarom geen verwijzing naar een materiaal, maar geeft informatie over de eigenschappen in een zo gebruiksvriendelijk mogelijke volgorde. Het is derhalve opgebouwd in de volgende notatie: lijn, kleur, lijntype dikte (in mm). Hieronder enkele voorbeelden die in de materialenbibliotheek te vinden zijn:

  • lijn, zwart, gestreept 0.18

  • lijn, rood, doorgetrokken 0.25

Zie nadere info lijnstijlen voor meer informatie.

Vlakstijlen zijn niet aan een specifiek materiaal of groep materialen gerelateerd. De omschrijving bevat daarom geen verwijzing naar een materiaal, maar geeft informatie over zoveel mogelijk eigenschappen, opdat de gebruiker op basis daarvan wel een vlakstijl voor de gewenste weergave kan kiezen. De omschrijvingen zijn zo bondig mogelijk gehouden, opdat uit die omschrijving valt af te leiden hoe de vlakstijl er in het model uit gaat zien.

  • Vlakstijlen met alléén een 'kleur-merk' als vulkleur hebben bijvoorbeeld de onderstaande omschrijving. Deze 'kleur-merken' zijn op basis van een geneste kleurstijl met dezelfde merk-aanduiding. Omdat bijvoorbeeld een aantal betonsoorten en variant-bakstenen in de Abico materialenbibliotheek met dezelfde grijze vulling achter de lijnarcering gedefinieerd zijn, maar de ingestelde RGB-waarden voor een 'mooie' grijze vulling nogal bureau- en printerafhankelijk zijn, kan op deze manier die grijze kleur toch in één keer gewijzigd worden door de desbetreffende kleurstijl aan te passen.

    • vulling: A

    • vulling: B

  • Vlakstijlen met alléén een vulkleur ten bate van het verkrijgen van een vlak conform bepaalde RGB-waarden hebben bijvoorbeeld de onderstaande omschrijving. De drie 3-cijferige getallen (gescheiden door streepjes) geven daarbij respectievelijk de waarden voor Rood, Groen en Blauw (RGB) weer.

    • vulling: 000-000-000 (voor zwart)

    • vulling: 128-128-128 (voor 50% grijs)

  • Vlakstijlen met alléén een lijnarcering (en een achtergrondkleur als vulling) hebben een omschrijving, waarbij onderstaande punten (indien van toepassing) in die volgorde zijn opgenomen:

    1. aantal grd: dit betreft de hoek van de arceerlijn. Indien meerdere arceerlijnen verder dezelfde eigenschappen hebben, maar alleen een verschillende hoek, dan is de notatie: aantal/aantal grd

    2. één van de volgende mogelijkheden:

      • 0.06 rep 100: dit betreft dan een doorgetrokken lijn van 0.06mm dik, die om de 100mm gerepeteerd wordt.

      • x*0.06 (x??,y??) rep 100: dit betreft dan een groepje van x doorgetrokken lijnen van 0.06mm dik, die om de 100mm gerepeteerd wordt. De lijnen van het groepje hebben een onderlinge offset voor de x- en/of de y-waarde, maar deze wordt alleen vermeld als die niet 0 is. Indien het lijnen met verschillende hoeken betreft dan worden de x- en/of y-waarden genoteerd als (x??,y??/x??,y??). Wederom worden hier alleen waarden getoond als die niet 0 zijn.

      • om-en-om 0.06 en 0.13 (patroontype) rep resultaat 100: dit betreft dan een doorgetrokken lijn van 0.06mm dik én een lijn van een ander patroontype, die om-en-om gerepeteerd worden, waarbij de afstand tussen die twee verschillende lijnen telkens een resulterende maat van 100mm heeft. Ter info: Om dit te bereiken, hebben de gedefinieerde lijnen intern een repeteerafstand die 2x zo groot is en heeft één van beide lijnen een offset meegekregen om precies tussen de lijnen van het andere type in te komen liggen.

      • vorm 0.06 specifieke afstandsaanduiding 100: dit betreft dan bijvoorbeeld een rechthoek of raatvorm, die om een voor die vorm logische afstandsmaat van 100mm gerepeteerd wordt.

    3. ' + ': dit geldt alleen als er een andere lijn of lijnen aan de arcering zijn toegevoegd, die niet in één keer middels a+b omschreven kunnen worden.

    4. Nieuwe invulling voor 1+2 ten bate van lijnen als beschreven onder 3.

    5. Eventueel nog meer herhalingen van 3+4

    6. (???): de drie karakters binnen de haakjes op het einde van de omschrijving geven aan welke keuzehokjes onder het veld van de arcering in de dialoog van de vlakstijl zijn aangevinkt, waarbij:

      • het 1e karakter aangeeft of het keuzehokje voor papiermaat is aangevinkt (p??) of niet (-??)

      • het 2e karakter aangeeft of het keuzehokje voor relatief is aangevinkt (?r?) of niet (?-?)

      • het 3e karakter aangeeft of het keuzehokje voor spiegelen is aangevinkt (??s) of niet (??-)

      • Volledige voorbeelden van zulke omschrijvingen zijn:

        • 0 grd 0.13 rep 100 (-r-): dit betreft dus een arcering waarbij een doorgetrokken lijn van 0.13mm dik, onder een hoek van 0 graden, met een afstand van 100mm wordt gerepeteerd. De arcering is níet in papiermaat (dús in modelmaat), is relatief (dús niet absoluut) en wordt níet gespiegeld.

        • 0/90 grd 0.06 rep 2.4 (pr-): dit betreft dus een arcering waarbij doorgetrokken lijnen van 0.06mm dik, onder hoeken van 0 én 90 graden, met een afstand van 2.4mm worden gerepeteerd. De arcering is in papiermaat, relatief en wordt níet gespiegeld.

        • 45 grd om-en-om 0.06 en 0.13 (gestreept) rep resultaat 6 (-r-): dit betreft dus een arcering waarbij een doorgetrokken lijn van 0.06mm dik én een gestreepte lijn van 0.13mm dik, onder een hoek van 45 graden om-en-om worden gerepeteerd, waarbij de afstand tussen elke twee lijnen (ongeacht patroontype) 6mm bedraagt. De arcering is níet in papiermaat, relatief en wordt níet gespiegeld.

  • Vlakstijlen met een lijnarcering én een 'kleur-merk' als vulling hebben verder dezelfde informatie in de omschrijving als aangegeven bij vlakstijlen met alléén een lijnarcering, maar beginnen de omschrijving met: 'vulling: kleur-merk + ', waarbij voor 'kleur-merk' uiteraard alleen een merk-code wordt ingevuld.

  • Volledige voorbeelden van zulke omschrijvingen zijn:

    • vulling: A + 45/135 grd 0.06 rep 100 (---)

    • vulling: A + 45 grd 20.06 (y18) rep 120 + 135 grd 20.06 (x82,y18) rep 120 (-r-)

    • vulling: A + vierkant 0.06 zijde+afstand (ratio 2) 100 (-r-)

Zie nadere info vlakstijlen voor meer informatie.

Weergave

In CAD-systemen hebben de meeste materialen verschillende weergaven, die ook nog eens voor meerdere doeleinden kunnen verschillen. Die weergaven kunnen in Adomi bewerkstelligd worden door aan het materiaal een stijl voor de aanzichtlijnen, snedelijnen, aanzichtvlakken, snedevlakken en/of de visualisatie toe te kennen. Voor de eerste vier hiervan geldt dat die per schaal ingeregeld kunnen worden. De visualisatie is echter op alle schalen gelijk. Heeft een gebruiker, vanwege meerdere doeleinden, voor één schaal meerdere weergaven nodig, dan kan daarvoor het materiaalcomponent worden aangepast, hetgeen zal worden behandeld onder materialen aanpassen. Hier worden alleen de vijf genoemde stijlen toegelicht:

  • Stijlen voor lijnen in aanzicht
    Elk materiaal uit de materialenbibliotheek roept hiervoor altijd een lijnschaalstijl aan. Voor de uitgeleverde bibliotheek geldt dat deze lijnschaalstijlen helemaal gevuld óf helemaal leeg zijn. Middels de functie materialen beheren kan de gebruiker desgewenst de inhoud van deze schaalstijlen wel naar eigen hand zetten. De lijnstijlen die in de uitgeleverde bibliotheek door deze lijnschaalstijlen aangeroepen worden, staan op slot, zodat ze niet per abuis gewijzigd kunnen worden. Een gebruiker kan ze desgewenst wel inruilen voor eigen lijnstijlen. Ook kan de gebruiker eventueel aanroepen van lijnstijlen verwijderen uit een lijnschaalstijl, omdat er op bepaalde schalen wellicht geen weergave van lijnen gewenst is.

  • Stijlen voor lijnen in snede
    Hiervoor geldt hetzelfde als voor lijnen in aanzicht.

  • Stijlen voor vlakken in aanzicht
    Elk materiaal uit de materialenbibliotheek roept hiervoor altijd een vlakschaalstijl aan. Voor de uitgeleverde bibliotheek geldt dat deze vlakschaalstijlen helemaal gevuld óf helemaal leeg zijn. Middels de functie materialen beheren kan de gebruiker desgewenst de inhoud van deze schaalstijlen wel naar eigen hand zetten. De vlakstijlen die in de uitgeleverde bibliotheek door deze vlakschaalstijlen aangeroepen worden, staan op slot, zodat ze niet per abuis gewijzigd kunnen worden. Een gebruiker kan ze desgewenst wel inruilen voor eigen vlakstijlen. Ook kan de gebruiker eventueel aanroepen van vlakstijlen verwijderen uit een vlakschaalstijl, omdat er op bepaalde schalen wellicht geen weergave van vlakken gewenst is. Vlakstijlen met een lijnarcering voor aanzicht zijn in modelmaat. Zo kan in 2D bijvoorbeeld een lagenmaat van metselwerk of een legpatroon van tegels weergegeven worden.

    • Bij een aantal Abico-materialen is op de schalen 1:20, 1:50 en 1:100 al zo'n lijnarcering toegekend.

    • Om te voorkomen dat de weergave van vlakken met een lijnarcering op de kleinere schalen te dicht wordt, zijn ook variant-stijlen aangemaakt, waarbij de eigenlijk bedoelde modelmaten met factor 1,5 zijn vermenigvuldigd en de arceerlijnen een stapje dunner zijn gemaakt. Bij Abico-materialen met al ingestelde lijnarceringen voor aanzicht, is een dergelijke stijl aan schaal 1:200 toegekend.

    • Bij Abico-materialen met al ingestelde lijnarceringen voor aanzicht, is op de schalen 1:1 t/m 1:10 een vlakstijl met alleen een achtergrondkleur ingesteld. Dit, omdat aanzichtarceringen in details vaak ongewenst zijn. Uiteraard kan een gebruiker hier een andere keuze in maken.

    • Bij Abico-materialen met al ingestelde lijnarceringen voor aanzicht, is op de schalen 1:500 t/m 1:2000 een vlakstijl met alleen een achtergrondkleur ingesteld. Dit, omdat aanzichtarceringen in die gevallen vaak dichtslibben. Uiteraard kan een gebruiker hier een andere keuze in maken.

  • Stijlen voor vlakken in snede
    Hieronder vallen de voor het bouwtechnisch tekenwerk kenmerkende snede-arceringen. Deze stijlen zijn gemaakt met de doelstelling zoveel mogelijk onderscheidend te zijn. Daarbij is wel rekening gehouden met wat in de markt als herkenbare arcering wordt gezien en wat daarbij ook softwarematig nog handig is. (Isolatie wordt in CAD bijvoorbeeld vaak met een kruisarcering weergegeven.) Bij wat minder voorkomend materiaalgebruik zijn soms wel wat nieuwe arceringen opgenomen. Een aantal vlakstijl-series hebben ook een of twee variant-series, waarbij de arcering hetzelfde is, maar er een vulling met een kleur-merk aan toegevoegd is. Zo'n kleur-merk werkt op basis van een kleurstijl die in alle desbetreffende vlakstijlen is opgenomen. Hierdoor kunnen gebruikers de vulling van vlakstijl-series die gebruik maken van bijvoorbeeld kleur-merk A in één keer aanpassen. Dit is gedaan omdat de weergave van grijs- en kleurvlakken vooral op papier nogal sterk printerafhankelijk is. Het advies is wel om hierover op bureauniveau een keuze te maken. Mocht het wenselijk zijn om desbetreffende vullingen qua kleur aan te passen, dan hoeven vervolgens alleen maar die betreffende kleurstijlen in een template te worden opgenomen, om het meteen bij ieder nieuw project ingeregeld te hebben. Zie nadere info vlakstijlen voor het inwisselen van vlakstijlen met bepaalde ingestelde eigenschappen. Symbolische en functionele snede-arceringen zijn nog niet opgenomen in de materialenbibliotheek.

  • Stijlen voor visualisatie
    Omdat 'standaard' ontwerpkleuren en -texturen tussen de verschillende gebruikers op bureauniveau enorm kunnen verschillen, zijn er aan de visualisatiestijlen geen kleurstijlen en/of texturen toegekend. Bij het ontbreken van een kleurstijl en textuur, wordt voor de visualisatie van een materiaal de daarvan ingestelde RGB-kleur van kracht. Omdat het wel handig is om bij een eerste opzet van een model toch wat materialen in de 3D kleur-weergaven te kunnen onderscheiden, zijn er voor een aantal materialen op basis van hun toepassing toch wat kleurverschillen aangebracht. De keuze hierin is wel zo neutraal mogelijk gehouden.

    • Een gebruiker kan hier uiteraard zelf wel een keuze in maken. Door desbetreffende materialen eenmalig in te regelen met de gewenste kleur en/of textuur en die op te nemen in een template, hoeft dit niet bij elk nieuw project opnieuw te gebeuren.

    • Kleurstijlen en texturen kunnen daarbij natuurlijk over meerdere materiaalgroepen heen gebruikt worden. Door hiervoor als bureau bijvoorbeeld kleurstijlen ten bate van een toepassing aan te maken en die in verschillende materialen aan te roepen, kan bijvoorbeeld de als standaard gekozen kozijnkleur in een project, ongeacht het kozijnmateriaal, middels het aanpassen van één kleurstijl gewijzigd worden. De bibliotheek is zo opgezet dat er voor buitenkozijnen bijvoorbeeld zes projectkleuren zijn aangemaakt. Ook de variantkleuren in een project, kunnen op die manier dus middels één aanpassing gewijzigd worden.

In de materialenbibliotheek worden veel schaal- en visualisatiestijlen hergebruikt. Dat betekent dat ze dan worden aangeroepen door meerdere materialen. Dat kan alleen als ze zijn gedefinieerd als basismateriaal-stijl of als stijl voor een hoofdgroep, een subgroep of een toepassingsgroep. Schaal- en visualisatiestijlen die voor één specifieke variant zijn gedefinieerd, kunnen om die reden natuurlijk niet worden hergebruikt.

  • Het hergebruik van schaal- en visualisatiestijlen is een krachtig middel om een hele groep materialen middels één of een klein aantal wijzigingen van een andere weergave te voorzien.

Materialen aanpassen

Reguliere aanpassingen van een materiaal worden beschreven in materialen beheren. Hier zullen daarom alleen de wat specifiekere en handmatige aanpassingen worden behandeld.

Aan materiaalcomponenten mogen ook bepaalde handmatige wijzigingen worden aangebracht. Om het materiaal nog wel met diverse Adomi-functies te kunnen bedienen, is het echter van belang dat de door Adomi geplaatste materiaalstijlen daarin wel aanwezig zijn. Deze mogen dus in geen geval worden verwijderd uit het component. De volgende handmatige wijzigingen aan een materiaalcomponent zijn wel toegestaan:

  • Toevoegen van andere stijlen
    Er mogen wel andere stijlen aan een materiaalcomponent worden toegevoegd. Bijvoorbeeld om het materiaal bij bepaalde viewinstellingen een symbolische of functionele weergave te geven. Hierbij is het aan te raden om deze vrij toe te voegen stijlen op herkenbare positie(s) binnen het component te plaatsen, opdat later makkelijk valt vast te stellen, welke stijlen niet tot de verplicht aanwezige stijlen behoren. Vrij toe te voegen stijlen mogen een code hebben, die niet begint met MTL. Dit is vooral handig als een gebruiker al langere tijd gewend is om bepaalde stijl-codes voor bepaalde doeleinden te gebruiken. Indien de gebruiker de vrij toe te voegen stijlen nog moet aanmaken, wordt geadviseerd hieraan wel een MTL-code te geven. Die MTL-code moet dan echter wel op de 4e positie zijn v.v. een van de karakters die daar speciaal voor zijn gereserveerd. Zie nadere info codering welke karakters de gebruiker voor welk type stijl mag toepassen.

  • Wijzigen plaatsingseigenschappen
    Het is ook mogelijk om een materiaalcomponent of de inhoud ervan andere plaatsingseigenschappen te geven. Hierdoor kan bijvoorbeeld de weergave van het materiaal worden afgestemd op het door het bureau gehanteerde systeem van informatiescheiding. Deze mogelijkheid geldt dus zowel voor de door Adomi geplaatste stijlen als voor de vrij toe te voegen stijlen.

Aangepaste materiaalcomponenten en/of onderliggende stijlen kunnen worden opgenomen in een template, zodat ze niet bij ieder nieuw project opnieuw hoeven worden ingesteld.

Nadere info lijnstijlen

  • Lijnstijlen die in de materialenbibliotheek zijn opgenomen, beginnen allemaal met de 4 karakters: MTL!

  • Deze lijnstijlen voor materialen staan op slot. Dit is gedaan om te voorkomen dat een aanpassing omwille van één materiaal, meteen het ongewenste effect kan hebben op een heel model en alle bijbehorende tekeningen, omdat daarin ook diezelfde lijnstijl, veelal om bewuste redenen, kan zijn aangeroepen. Immers: Een bewust gekozen zwarte doorgetrokken lijn van 0.18mm dik, moet niet ineens bijvoorbeeld een streeplijn van 0.13mm dik worden. De gebruiker kan een MTL-lijnstijl wel als sjabloon gebruiken bij het maken van een eigen lijnstijl.

  • In de omschrijving van een lijnstijl zijn de drie voornaamste eigenschappen beschreven in de volgorde:

    • kleur

    • patroontype

    • lijndikte

Omdat die eigenschappen ook middels vaste posities in een strikte codering zijn opgenomen, kan een lijnstijl zowel op basis van de omschrijving als van de code eenvoudig worden vervangen door een lijnstijl met één of twee andere eigenschappen.

  • Het 5e + 6e karakter in de code geven aan welke kleur de lijn heeft. Het 5e karakter is voor een onderscheid in 'hoofdkleuren', zoals zwart, rood en groen. Met het 6e karakter kunnen tinten daarvan worden ondergebracht. Zo blijven bijvoorbeeld alle rood-achtigen in de selector bij elkaar staan.

  • Het 7e karakter in de code geeft aan welk patroontype de lijn heeft. Cijfers 1 t/m 5 voor een type komen daarbij overeen met de volgorde van de standaard patroontypes in Adomi.

  • Het 8e karakter in de code geeft aan welke dikte de lijn heeft. Het karakter dat daarbij aan een dikte is gegeven, is zo gekozen dat de volgorde qua dikte in stand blijft en dikte 0.18 te herkennen valt aan het cijfer 1, omdat die dikte doorgaans als 'pen 1' bekend staat. De in de MTL-bibliotheek voorkomende lijndikten zijn:

8e karakter

lijndikte (in mm)

MTL!???-

0.044

MTL!???.

0.063

MTL!???/

0.09

MTL!???0

0.13

MTL!???1

0.18

MTL!???2

0.25

MTL!???3

0.35

MTL!???4

0.50

MTL!???5

0.70

Andere lijndikten kunnen desgewenst worden toegevoegd.

  • Een gebruiker kan ook eigen lijnstijlen toepassen, bijvoorbeeld omdat een gewenste lijnstijl (nog) niet in de MTL-bibliotheek aanwezig is. Lijnstijlen van gebruikers kunnen vooralsnog géén code hebben dat begint met MTL.

Nadere info vlakstijlen

  • Vlakstijlen die in de materialenbibliotheek zijn opgenomen, beginnen allemaal met de 4 karakters: MTL"

  • Om dezelfde reden als aangegeven bij de lijnstijlen, staan deze vlakstijlen voor materialen op slot. De gebruiker kan een MTL-vlakstijl wel als sjabloon gebruiken bij het maken van een eigen vlakstijl. Door een vlakstijl dat al bijna aan de wensen voldoet, als sjabloon te gebruiken, hoeft er nog maar weinig te worden veranderd om het gewenste resultaat te bereiken.

  • Voor alle in de MTL-bibliotheek voorkomende vlakstijlen is ingesteld dat er géén rand hoeft te worden weergegeven. Deze wordt immers door een lijnschaalstijl van het materiaal gedefinieerd.

  • Voor alle in de MTL-bibliotheek voorkomende vlakstijlen is ingesteld dat er een vulling moet worden weergegeven. Als voor de vulling de achtergrondkleur is gekozen, zal dat niet in de omschrijving zijn opgenomen m.u.v. de enige vlakstijl die alléén met de achtergrondkleur wordt gevuld. Als voor de vulling een kleur is gekozen, wordt die kleur als eerste in de omschrijving aangegeven.

  • Omdat voor de arcering van een vlakstijl aardig wat eigenschappen mogelijk zijn en de gebruiker op basis van de omschrijving wel een vlakstijl voor de gewenste weergave moet kunnen kiezen, zijn daarin zoveel mogelijk eigenschappen opgenomen. Om de omschrijvingen toch zo bondig mogelijk te houden, zien ze er op het eerste oog wellicht wat cryptisch uit. Daarom zal in de volgende punten de opbouw van deze omschrijvingen worden behandeld, opdat daaruit toch valt af te leiden hoe de betreffende vlakstijl er in het model uit gaat zien.

  • Het 5e karakter in de code geeft aan welke vulling het heeft, welke richting de gedefinieerde arceerlijnen hebben, of welk teken(-figuur) zal worden gerepeteerd. De in de MTL-bibliotheek voorkomende hoofdkenmerken van vlakstijlen zijn:

5e karakter

hoofdkenmerk van vlakstijl

MTL"!

alléén vulling

MTL"0

lijnen onder 0 graden

MTL"1

lijnen onder 90 graden

MTL"2

lijnen onder 0 + 90 graden

MTL"3

lijnen onder 45 graden

MTL"4

lijnen onder 135 graden

MTL"5

lijnen onder 45 + 135 graden

MTL":

stippels in verschoven rasterpatroon

MTL";

stippels (+ eventueel vezels) in willekeurig patroon

MTL"B

vierkant

MTL"E

raat

MTL"_

arceringen met afwijkende instellingen ten opzichte van bovenstaand

Omdat ook de karakters op positie 6 en 7+8 een strikte opzet hebben en op elkaar zijn afgestemd, kan bijvoorbeeld een vlakstijl met lijnen onder een hoek van 45° en een repetitie-afstand van 100, snel worden ingeruild voor een kruisarcering onder 45°+135° met verder dezelfde eigenschappen, door het 5e karakter '3' te vervangen door een '5' etc.

  • Tekens en tekenfiguren die in een arcering worden gerepeteerd zijn ook gedefinieerd met lijnen (type: ander patroon). Daarom wordt verder voor elke arcering waarin lijnen, tekens en/of tekenfiguren voorkomen de term lijnarcering gebruikt.

  • Het 6e karakter in de code geeft bij lijnarceringen in eerste instantie aan of die voor aanzicht dan wel snede bedoeld is. Is het voor aanzicht bedoeld, dan hebben de MTL-vlakstijlen vanuit Abico allemaal de volgende eigenschappen:

    • modelmaat

    • relatief

    • niet-spiegelen

    • kleur: zwart

Wel is er onderscheid wat betreft de gedefinieerde lijndikte. De in de MTL-bibliotheek voorkomende lijndikten van lijnarceringen bedoeld voor aanzicht zijn:

6e karakter

lijndikte van lijnarcering bedoeld voor aanzicht

MTL"?/

lijndikte 0.09

MTL"?0

lijndikte 0.13

MTL"?1

lijndikte 0.18

Arceringen met andere lijndikten en/of toegevoegde kleur-vullingen kunnen worden toegevoegd.

  • Is de vlakstijl voor snede bedoeld, dan geeft het 6e karakter in de code bij lijnarceringen aan of die:

    • in model- dan wel papiermaat is

    • relatief dan wel absoluut is

    • al dan niet gespiegeld moet worden (indien het resultaat van spiegelingen door plaatsing en nestingen heen 'gespiegeld' is).

    • een kleur-merk als vulling heeft

    • een 2e patroontype heeft, waarmee een om-en-om arcering wordt bereikt

Al deze eigenschappen worden dus middels één karakter weergegeven als een eigenschappen-set. De in de MTL-bibliotheek voorkomende eigenschappen-sets van lijnarceringen bedoeld voor snede zijn:

6e karakter

eigenschappen-set van lijnarcering bedoeld voor snede

MTL"?A

modelmaat, relatief, niet spiegelen

MTL"?B

modelmaat, relatief, spiegelen

MTL"?C

modelmaat, absoluut (dus niet spiegelen)

MTL"?D

papiermaat, relatief, niet spiegelen

MTL"?E

papiermaat, relatief, spiegelen

MTL"?F

papiermaat, absoluut (dus niet spiegelen)

MTL"?G

vulling A + modelmaat, relatief, niet spiegelen

MTL"?H

vulling A + modelmaat, relatief, spiegelen

MTL"?I

vulling A + modelmaat, absoluut (dus niet spiegelen)

MTL"?J

vulling A + papiermaat, relatief, niet spiegelen

MTL"?K

vulling A + papiermaat, relatief, spiegelen

MTL"?L

vulling A + papiermaat, absoluut (dus niet spiegelen)

MTL"?M

vulling B + modelmaat, relatief, niet spiegelen

MTL"?N

vulling B + modelmaat, relatief, spiegelen

MTL"?O

vulling B + modelmaat, absoluut (dus niet spiegelen)

MTL"?P

vulling B + papiermaat, relatief, niet spiegelen

MTL"?Q

vulling B + papiermaat, relatief, spiegelen

MTL"?R

vulling B + papiermaat, absoluut (dus niet spiegelen)

MTL"?S

om-en-om met gestreept, modelmaat, relatief, niet spiegelen

MTL"?T

om-en-om met gestreept, papiermaat, relatief, niet spiegelen

MTL"?U

vulling A + om-en-om met gestreept, modelmaat, relatief, niet spiegelen

MTL"?V

vulling A + om-en-om met gestreept, papiermaat, relatief, niet spiegelen

MTL"?W

om-en-om met 0.35, modelmaat, relatief, niet spiegelen

MTL"?X

om-en-om met 0.35, papiermaat, relatief, niet spiegelen

MTL"?Y

vulling A + om-en-om met 0.35, modelmaat, relatief, niet spiegelen

MTL"?Z

vulling A + om-en-om met 0.35, papiermaat, relatief, niet spiegelen

MTL"?_

arceringen met afwijkende instellingen ten opzichte van bovenstaand

Arceringen met andere eigenschappen-sets kunnen worden toegevoegd. Omdat ook de karakters op positie 5 en 7+8 een strikte opzet hebben en op elkaar zijn afgestemd, kan bijvoorbeeld een vlakstijl met lijnen onder een hoek van 45° en een repetitie-afstand van 100 snel worden ingeruild voor een waarbij een vulling met kleur-merk A is toegevoegd, door het 6e karakter 'A' te vervangen door een 'G' etc.

  • Het 7e + 8e karakter in de code geven bij lijnarceringen de voor die arcering belangrijkste afstand aan. Deze karakters vormen samen een specifieke opeenvolgende codereeks zodat bijvoorbeeld vlakstijlen met allerlei verschillende eigenschappen, maar met de voor die arcering belangrijkste afstand van 100mm, allemaal voldoen aan de code MTL"??97 Voldoet de belangrijkste afstand van de arcering, maar een of meer van de overige eigenschappen niet, dan hoeft er dus alleen een ander karakter op positie 5 en/of 6 van de code gekozen te worden. Een overzicht van alle beschikbare arceringen met die afstand kan snel worden opgeroepen door de code van de geselecteerde vlakstijl in de selector op positie 5 en/of 6 te vervangen door een '?'.

  • Een gebruiker kan ook eigen vlakstijlen toepassen, bijvoorbeeld omdat een gewenste vlakstijl (nog) niet in de MTL-bibliotheek aanwezig is. Vlakstijlen van gebruikers kunnen vooralsnog géén code hebben dat begint met MTL.

Nadere info codering

  • Alle componenten en stijlen die in de materialenbibliotheek zijn opgenomen, beginnen allemaal met de 3 karakters: MTL

  • Het 4e karakter in de code geeft aan welk component of specifieke stijl het betreft. Een aantal karakters zijn daarbij gereserveerd ten bate van de werking van de functie 'materialen beheren'. Ook zijn er karakters voor vrij gebruik. Deze kunnen door de gebruiker bijvoorbeeld aan een materiaalcomponent worden toegevoegd, waarmee alternatieve weergaven van het materiaal kunnen worden bewerkstelligd. Hieronder zowel een lijst met karakters voor gereserveerd gebruik als een lijst met karakters voor vrij gebruik. Beide lijsten in een volgorde die zoveel mogelijk de opbouw van het materiaalcomponent van boven naar beneden beschrijft:

4e karakter

gereserveerd gebruik

MTL#

materiaalcomponent

MTL0

materiaalstijl in geval van géén aspectgebruik

MTL1

materiaalstijl in geval van aspect 1

MTL2

materiaalstijl in geval van aspect 2

MTL3

materiaalstijl in geval van aspect 3

MTL4

materiaalstijl in geval van aspect 4

MTL5

materiaalstijl in geval van aspect 5

MTL6

materiaalstijl in geval van aspect 6

MTL7

materiaalstijl in geval van aspect 7

MTL$

lijnschaalstijl voor aanzicht

MTL%

lijnschaalstijl voor snede

MTLP

vlakschaalstijl voor aanzicht in geval van géén aspectgebruik

MTLQ

vlakschaalstijl voor aanzicht in geval van aspect 1

MTLR

vlakschaalstijl voor aanzicht in geval van aspect 2

MTLS

vlakschaalstijl voor aanzicht in geval van aspect 3

MTLT

vlakschaalstijl voor aanzicht in geval van aspect 4

MTLU

vlakschaalstijl voor aanzicht in geval van aspect 5

MTLV

vlakschaalstijl voor aanzicht in geval van aspect 6

MTLW

vlakschaalstijl voor aanzicht in geval van aspect 7

MTLH

vlakschaalstijl voor snede in geval van géén aspectgebruik

MTLI

vlakschaalstijl voor snede in geval van aspect 1

MTLJ

vlakschaalstijl voor snede in geval van aspect 2

MTLK

vlakschaalstijl voor snede in geval van aspect 3

MTLL

vlakschaalstijl voor snede in geval van aspect 4

MTLM

vlakschaalstijl voor snede in geval van aspect 5

MTLN

vlakschaalstijl voor snede in geval van aspect 6

MTLO

vlakschaalstijl voor snede in geval van aspect 7

MTL@

visualisatiestijl voor snede in geval van géén aspectgebruik

MTLA

visualisatiestijl voor snede in geval van aspect 1

MTLB

visualisatiestijl voor snede in geval van aspect 2

MTLC

visualisatiestijl voor snede in geval van aspect 3

MTLD

visualisatiestijl voor snede in geval van aspect 4

MTLE

visualisatiestijl voor snede in geval van aspect 5

MTLF

visualisatiestijl voor snede in geval van aspect 6

MTLG

visualisatiestijl voor snede in geval van aspect 7

MTL!

lijnstijl

MTL"

vlakstijl

MTL_

kleurstijl

Karakters voor vrij gebruik:

4e karakter

vrij gebruik

MTL8

materiaalstijl (uit een door gebruiker te definiëren groep 1)

MTL9

materiaalstijl (uit een door gebruiker te definiëren groep 2)

MTL;

materiaalstijl (uit een door gebruiker te definiëren groep 3)

MTL<

materiaalstijl (uit een door gebruiker te definiëren groep 4)

MTL=

materiaalstijl (uit een door gebruiker te definiëren groep 5)

MTL>

materiaalstijl (uit een door gebruiker te definiëren groep 6)

MTL&

lijnschaalstijl voor aanzicht

MTL'

lijnschaalstijl voor snede

MTLX

vlakschaalstijl (uit een door gebruiker te definiëren groep 1)

MTLY

vlakschaalstijl (uit een door gebruiker te definiëren groep 2)

MTLZ

vlakschaalstijl (uit een door gebruiker te definiëren groep 3)

MTL[

vlakschaalstijl (uit een door gebruiker te definiëren groep 4)

MTL\

vlakschaalstijl (uit een door gebruiker te definiëren groep 5)

MTL]

vlakschaalstijl (uit een door gebruiker te definiëren groep 6)

MTL^

vlakschaalstijl (uit een door gebruiker te definiëren groep 7)

MTL(

visualisatiestijl (uit een door gebruiker te definiëren groep 1)

MTL)

visualisatiestijl (uit een door gebruiker te definiëren groep 2)

MTL*

visualisatiestijl (uit een door gebruiker te definiëren groep 3)

MTL+

visualisatiestijl (uit een door gebruiker te definiëren groep 4)

MTL,

visualisatiestijl (uit een door gebruiker te definiëren groep 5)

MTL-

visualisatiestijl (uit een door gebruiker te definiëren groep 6)

MTL.

visualisatiestijl (uit een door gebruiker te definiëren groep 7)

Begrippenlijst

  • Lijnarcering: arcering waarbij lijnen, tekens en/of tekenfiguren worden gerepeteerd. Tekens en tekenfiguren als stippen, sterren en vierkanten worden immers ook met lijnen (type: ander patroon) gedefinieerd. Overigens kan een lijnarcering óók een vulling-kleur bevatten.